"Mad Father" Hoofdstuk 8

239 27 7
                                    

Ik loop door de deur en kom uit in een grote kamer vol met tafels. Op de tafels liggen lijken. Sommige zijn bedekt vieze bloederige laken en andere lijken liggen open en bloot op de tafels. Hun smerige half opengereten lichamen waar iedereen er van kan genieten.

In een hoek van de kamer staat een grote kast. Ik loop erheen en zie allemaal potten met handen, ogen en zelfs een paar foetussen in sterk water.

'Gatverdamme!' Ik draai me snel weer om, zodat ik niet ga overgeven.

Ook al kijk ik weg van de kast, moet ik kokhalzen. Op een van de tafels ligt een afgehakt hoofd naar me te kijken.

'Waar is mijn lichaam?' Stottert het hoofd.

Ik val wat schrik op de grond. Wat is hier aan de hand? Een afgehakt hoofd dat nog praat? Kan dit nog gekker worden? Dan zie ik iets bewegen onder een laken. Ik loop er heen en haal het laken van de tafel af.

'Aah!' Schreeuw ik. Het is een lijf zonder hoofd dat omhoog springt en zijn handen naar mijn keel probeert te brengen. Ik kan hem nog net ontwijken en ren terug naar het afgehakte hoofd.

'Waar is het mijn lichaam?' Blijft hij de hele tijd zeggen.

'Hou je mond! Zo hoort dat lichaam ons nog!' fluister ik driftig tegen het hoofd terwijl ik me verstop achter de tafel.

Dat lichaam heeft me misschien dan niet gehoord, maar de rode strik in mijn haar steekt boven de tafel uit. Het is overduidelijk waar ik zit.

Het lichaam kwam steeds dichterbij.

Ik zie de schaduw van zijn armen dichterbij komen.

'Mijn lichaam.' Zegt het hoofd en voorzichtig kijk ik boven de tafel uit. Ik zie het lichaam het hoofd pakken en op zijn plek neerzetten.

'Bedankt Mevrouw!' Kreutn hij en verdwijnt.

Gelukkig heeft hij zijn hoofd gevonden en kan ik gewoon weer verder met Vader zoeken. Ik heb hier echt geen tijd voor.

Ik sta op en loop weer verder naar de andere kant van de kamer waar het doolhof verder gaat. Ik doe de deur net op en een man met een intens verdrietige uitdrukking op zijn gezicht staat recht voor mijn neus.

Hij wenkt me dat ik mee moet komen. Ik zie niet hou hij gevaarlijk zou kunnen zijn en loop rustig achter hem aan.

'Meneer? Waar gaan we naar toe?' Vraag ik langzaam. Ik krijg geen antwoord. Hij wenkt me naar een klein gat, maar loopt zelf gewoon door de muur. Met moeite hou ik hem bij.

Als ik me eindelijk door het gat heb geploetert, kijk ik om me heen. Ik ken deze plek! Dit is onze opslagkamer!

Het moet ook niet gekker worden. Is er al die tijd een geheime gang naar onze opslagkamer geweest zonder dat ik er wat van heb gemerkt?

De man loopt gewoon door, naar boven ons huis in. Als ik de opslagkamer uitloop dan kom ik uit in de grote hal, waar nog steeds dat lijk ligt. Waar is Sneeuwbal eigenlijk? Ik raak in paniek.

'Oh! Sneeuwbal! Ik hoop dat je in orde bent en veilig ergens verstopt zit!' Roep ik.

Het liefste wil ik terug om Sneeuwbal te zoeken, maar de man loopt naar de overkant van de grote zaal, waar een trap staat die leidt naar onze zolder.

Ik volg hem en als ik boven kom kijk ik om me heen. Eerst zie ik een kleine hal met twee deuren. De ene deur is naar de kamer van Maria en de andere leidt nog verder omhoog, naar de echte zolder.

De man loopt naar de deur van de kamer van Maria.

Ik kijk hem raar aan. Wat moeten we in de kamer van Maria?

Hij wijst naar mijn zak.

Ik graai met mijn hand in mijn zak tot ik de sleutel voel. Ik haal hem uit mijn jurk.

Nu gaat zijn vinger van de sleutel naar de deur. Dit moet de sleutel zijn van Maria's kamer zijn. Wat moet ik er mee? Het is Maria's schuld dat Moeder boos is! Ik wil niks met haar te maken hebben!

Ik kijk naar de man met een woedende blik in mijn ogen. Snel stop ik de sleutel we en loop gauw weg. Ik kijk nog een keer achtero, maar ik zie de man niet meer. Alleen nog een lege hal met de zolderdeur wijd open.

Op zolder zie ik iets glimmen en ik loop er rustig naar toe.

Hoe dichtberbij ik kom, hoe beter ik het voorwerp kan zien.

Een zwaard, nee een mes, een zaag?

Pas als ik er naast sta zie ik wat het is, een hele kleine kettingzaag.

---------------------------------------------------------

(Flashback)

'Vroom! Vroom!' Dat is het geluid dat uit de kleine kettingzaag kom. Ik heb hem in een oude stoffige doos gevonden.

Wat maakt zo'n ding toch een fijn geluid, het geluid van veiligheid.

Ik sta in de achtertuin en zwaai de kettingzaag heen en weer. Ik schrik van Vaders stem en de kettingzaag valt met een luide klap op de grond.

'Aya! Wat denk je wel niet dat je aan het doen bent? Rond zwaaien met dat ding!' Schreeuwt hij luidkeels naar me.

'Sorry.'

'Het is geen speelgoed. Het is een heel gevaarlijk gereedschap. Begrepen? Speel nooit meer met dit soort dingen.' Zegt hij al wat minder driftig. Je kan de bezorgdheid in zijn stem horen.

'Sorry Vader.' Zeg ik terwijl ik naar mijn voeten staar.

'Ik ben blij dat je niet gewond bent. Het is alleen een beetje raar. Ik dacht je hem nooit zou vinden. Waar heb je deze kettingzaag gevonden?'

'Het spijt me Vader.' Zeg ik zachtjes.

Ik hoor hem zuchten terwijl hij de kettingzaag uit mijn handen rukt en terug naar binnen loopt.

--------------------------------------------------------

Zou hij het nog doen? Ik doe de band die er aan zit om mijn schouder en test hem even. Dan raak ik per ongeluk een van de dozen ernaast aan. De doos licht doormidden op de grond.

Oeps, ja die doet het nog. Ik zet hem gelijk weer uit. De kettingzaag past niet in de zak van mijn jurk dus ik pak een stuk touw, doe dat om mijn middel en maak de kettingzaag daaraan vast.

Zo, nu ik me kan verdedigen! Ik ga weer naar het doolhof en loop weer van de trap af, richting de grote zaal.

Ik kijk gelijk naar de deur van de opslagkamer.

Bam! Dan lig ik opeens op de grond.

Wat is er aan de hand? Het lijkt net of ik bij mijn been gepakt werd. Ik kijk om me heen, maar ik zie niets. Ik moet vast zijn gestruikeld.

Ik ga staan, maar ik wordt weer onderuit getrokken, weg van de opslagkamer.

'Help!' Schreeuw ik uit. Ik probeer me vast te houden aan de voegen van de tegels, maar niets helpt.

Ik zet de kettingzaag aan en zwaai wild om me heen. Dan houdt het trekken op. Ik doe de kettingzaag weer uit, krabbel zo snel mogelijk op en ren naar de dichtsbijzijnde kamer. Ik kom in de woonkamer.

Dan zak ik uitgeput door mijn knieën.

Ik kruip naar de bank en ga liggen. Ik kan wel even slapen. Daarna zal ik verder gaan met zoeken.

Ik doe mijn ogen dicht.

'Snik! Snik! Snik!'

Ik wrijf in mijn ogen en kijk om me heen. Waar komt dat gesnik vandaan?

'Snik! Snik!'

Ik denk dat het van bij de openhaard komt. Ik loop erheen en zie een klein gat. Te klein om doorheen te komen, maar ik kan een klein meisje horen huilen.

'Snik! Snik! Mijn ogen! Snik! Snik! Hij heeft mijn ogen!' Is het enige wat ik kan verstaan door haar gesnik heen.

Mad FatherWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu