Het schip deinsde gevaarlijk heen en weer terwijl de lucht zwarter en zwarter werd. De regen viel in honderden liters tegelijk naar beneden en het dek van het schip stond blank van het water. Zeker een tiental scheepsjongens probeerden het dek watervrij te krijgen, maar het was onbegonnen werk. Ook ik was een van die scheepsjongens. Mijn kleren waren helemaal doorweekt en we trilden van de kou. Ondertussen probeerden anderen met man en macht de zeilen omlaag te krijgen zodat we het stormgebied sneller uit konden varen, maar ook dat werkte natuurlijk niet. Mijn hart begon sneller te kloppen en opnieuw spoelde een gigantische golf over ons heen, waarbij mijn muts van mijn hoofd af viel. Mijn lange, blonde haar kwam tevoorschijn en ineens stond ik daar als een verzopen kat in mijn moeders mooiste jurk, volledig aan flarden.
"Dat zal de kapitein leuk vinden om te horen!", schreeuwden de jongens om me heen. Van alle kanten werd ik bekeken en betast, waarna mijn naam over het dek schalde.
"Diede Schipper, kom onmiddellijk hier!" Met een bonkend hart, dit maal niet van angst voor het vreselijke weer, liep ik richting de bron van het gebulder: de kapitein. "Dus jij dacht wel even mee te kunnen, vermomd als man? Nooit, maar dan ook nooit zal je een man wezen, hoor je me? Nooit! Dacht je soms dat ik achterlijk ben?" Beschaamd liet ik mijn hoofd zakken en mompelde een zacht 'nee meneer' richting de kapitein. Daarop volgde een klap en niet veel later lag ik op het dek. De andere jongens stonden om me heen, aarzelend wat te doen.
"Ze is voor jullie mannen, geniet ervan!" Een bulderende, holle en angstaanjagende lach volgde en de kapitein sloeg de kajuitdeur achter zich dicht. Ik voelde me akelig, nee ellendig. Alles deed zeer en ik kon niet met zekerheid zeggen dat ik niets had gebroken. Ik voelde een hand op mijn been en niet lang daarna volgden meerdere handen. Ik kon niets uitbrengen. Het leek wel of mijn geest me in de steek had gelaten. Ik kon me niet bewegen. Mijn ogen wilden niet openen en mijn stem wilde niet spreken.
Op dat moment moest iemand geprobeerd hebben mijn houding te veranderen, want ik schreeuwde het van binnen uit van de pijn. Mijn geest had me dus toch nog niet verlaten, maar het bloed dat uit mijn linkerslaap stroomde, verliet mij des te meer. Als ik al dacht dat mijn hart niet sneller kon kloppen, dan werd het tegendeel nu bewezen.
Ik wist niet wat de jongens met me gingen doen, ik wist niet hoe ik ooit van dit schip af moest komen en ik wist al helemaal niet of ik het wel zou overleven. Vlak daarna leek het alsof iemand over me heen ging liggen, maar niet zoals ik had verwacht: deze persoon lag overdwars en ik voelde een zachte, kleine hand op mijn wang...
"Diede, Diede!" Mijn jongste zusje Brechtje lag over me heen en probeerde mijn boze droom weg te drijven. Met een opgelucht hart keek ik in haar donkere ogen, waarbij er een brede glimlach op haar gezicht verscheen. Brechtje was pas drie, het nakomertje van ons gezin, maar daarom niet minder belangrijk. Van al mijn zusjes hield ik misschien nog wel het meest van haar. Ze was zo aandoenlijk. Met haar bruine, golvende haren, de glimmende ogen en haar eeuwige stralende lach kon ze iedereen betoveren. Ik zuchtte nogmaals van opluchting en tilde mijn kleine zusje boven mijn hoofd. Ze schaterde het uit en probeerde met haar kleine handjes mijn haar vast te grijpen.
"Kom Brech, we gaan naar beneden." Ik zette haar op de grond, sloeg de lakens van me af en ging op het rand van het bed zitten. Brechtje wachtte ongeduldig tot ik was opgestaan, zodat ze me vervolgens aan mijn hand naar de woonkamer kon begeleiden. Met een glimlach liep ik achter haar aan, haar kleine vingertjes warm in mijn hand. Moeder was al bezig om de haard op te stoken. Het hout knetterde onder het hete vuur en de geur van vers gebakken brood kwam de kamer in. Ik hield van deze geur, meer van wat dan ook. Als ik een geur zou moeten noemen die ik nooit zou willen missen, dan zou dat de geur van versgebakken brood zijn. Brechtje holde met haar kleine mollige beentjes naar moeder die haar armen wijduit hield.
YOU ARE READING
Lentegroen
Historical FictionDiede Schipper groeit op in het 17e eeuwse Amsterdam. Ze is gek op de zee en de schepen die aanmeren in de haven, maar ze kan geen kant op. Dan komt de Hollansche Tuijn binnenvaren en ze besluit, uit wanhoop om wat extra geld te verdienen voor haar...