Hoofdstuk 4.3

2 2 0
                                    

De nacht was onrustig. Wilde wateren bleven zich vormen in mijn dromen en spookbeelden van scheepslui met skeletachtige grijphanden lieten me diverse keren met een schok ontwaken. Hendrik lag rustig te slapen – twee armen gevouwen onder zijn hoofd. Hij leek al zijn zorgen even te zijn vergeten. Ik leunde op mijn ellebogen, mijn hoofd leunend tegen de witte muur. De bewustwording van mijn omgeving maakte me weer rustig, geen water, geen waanbeelden. Ik kon nog even mijn ogen sluiten voordat het tijd was om te gaan. Ik liet me terugzakken, maar voordat ik mijn ogen daadwerkelijk had gesloten, werd ik opnieuw bevangen door diezelfde mist als in het gemeentehuis. Ik voelde de paniek door mijn lichaam razen en een diepe, koude rilling liep over mijn rug. Met mijn ogen wijd opengesperd veranderde de mist in een duidelijke voorstelling. Een donkere straat doemde op...

Het bloed zat overal op mijn handen, maar het leek me niets te deren. De donkere straat was, op het levenloze lichaam en mij na, compleet verlaten. Al die tijd had de maan zich verscholen achter een donkere wolk, maar het was alsof zij zich weer durfde te vertonen nu de rust was teruggekeerd.

Het blauwe licht zorgde voor een lugubere uitstraling over het gehavende lichaam en even wende ik mijn gezicht af. Met één hand streek ik een zilverblonde lok voor mijn ogen vandaan. Ik kantelde mijn hoofd licht naar rechts, maar nadat mijn lippen een reeks onverstaanbare woorden prevelden, loste het lichaam op.

Zeer fijn elvenstof dwarrelde omhoog, alsof de ziel van het lichaam in duizenden fijne stofdeeltjes richting de hemel opsteeg. Mijn lichaam leek zich nu te ontspannen. Even keek ik achterom, voelde opnieuw die koude rilling en nog geen seconde later was de straat verlaten, alsof er nooit iets was gebeurd. De mist was verdwenen.

Ik schrok opnieuw wakker. Hendrik sliep nog steeds. Zo zacht als ik konkroop ik uit bed, trok de kleding aan die hij speciaal voor mij, zorgvuldigopgevouwen, had klaargelegd op zijn bureau. De stad sliep nog, maar ik liet dedeur met een zachte klik achter mij in het slot vallen en stapte in mijn ietste wijde broek op weg naar de Hollandsen Thuijn.

LentegroenWhere stories live. Discover now