Omgekleed en wel, mijn jurk diep in de kasten van Hendrik verstopt, probeerde ik niet naar alle wachtende jongens bij het desbetreffende pakhuis te kijken in angst dat ik misschien een bekende zou zien. Gelukkig had ik van niemand uit de stad gehoord dat hij zich in zou schrijven, dus ik waagde het er maar op dat mijn aanwezigheid niet tot herkenning zou leiden. Een diepe zucht ontsnapte uit mijn gespannen lijf en van de zenuwen struikelde ik bijna over de rand van de stoep waardoor ik bijna tegen één van de jongens opliep. Hij grijnsde naar me en ik voelde mijn wangen langzaam rood worden. Hij had prachtige ogen en zijn lichtblonde haar schitterde in de zon. Ach Diede, trek je toch niets van die jongen aan. Adem in, adem uit. Moeilijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Zeker toen hij tegen me begon te praten.
"Ga jij je ook inschrijven? Je lijkt me nog wat aan de jonge kant, vriend." Hij lachte en gaf me zo'n typische jongensachtige klap op mijn schouder. Ik deed mijn best om rechtovereind te blijven staan, maar door alle spanningen lukte dat niet al te best. Ik zag het hele scenario al voor me: ontmanteld voordat ik ook maar een stap op dat hele schip had gezet. Nou, dat zou me mooi niet gebeuren.
"Ja, ik ga me ook inschrijven, wat denk jij dan! En ik word maandag al achttien hoor." Dat was geen leugen. Toch zag ik de jongen twijfelachtig kijken, maar hij knikte tot mijn opluchting. Ik moest nog wel even aan mijn stem werken, volgens mij klonk dat nog niet zo mannelijk. Straks zou niemand geloven dat ik achttien was, laat staan een man.
Ik wilde een pluk haar uit gewoonte achter mijn oren stoppen, maar daar hing natuurlijk niets meer. Snel, hopend dat niemand het had gezien, trok ik de pet wat verder naar beneden en ging achter de jongen staan. Net toen ik dacht dat hij me wel weer vergeten zou zijn en we allemaal drie stappen naar voren hadden gezet, draaide hij zich weer om en stak zijn hand uit.
"Ik ben Christian Davidszoon. Het kan geen kwaad alvast vrienden te maken, niet waar?" Hij stak zijn hand uit en ik besefte me dat ik er een paar seconden naar bleef kijken voordat ik met mijn beste overtuigingskracht zijn begroeting met een schaapachtige glimlach beantwoordde.
"Diederik, Diederik Schipper." Ik schudde zijn hand, zo krachtig en mannelijk als ik maar bedenken kon en liet hem daarna vlug weer los.
"Nou Diederik, fijn je te leren kennen. En waar kom jij vandaan?" Ik lachte, en dit keer oprecht. Waarschijnlijk stond iedereen hier al een aantal uur nadat ze een lange reis hadden ondergaan vanuit vele plaatsen, verspreid over heel het land.
"Je zult het misschien niet geloven, maar ik woon één straat achter deze havens, ik kijk uit op de masten van het schip." Waarom nam ik hem in vertrouwen, hoe stom kon ik zijn! Straks zou iemand het misschien horen. Iedereen die hier vandaan kwam wist precies wie waar woonde. Dit was al de tweede keer dat ik mogelijk door de mand kon vallen, maar niemand bleek te letten op een stel jonge knapen, wachtend op de officiële inschrijvingen. Niemand leek verder in mij geïnteresseerd te zijn, maar toch moest ik in het vervolg beter op mijn woorden letten.
"...al zeker vier uur onderweg geweest." Er viel een stilte en Christian keek me vragend aan.
"Luister je eigenlijk wel? Je mag het ook zeggen als je me niet interessant genoeg vindt hoor." Even knipperde ik met mijn ogen voordat ik door kreeg dat er nog tegen me gesproken werd. Ik moest ook eens wat minder staan te dromen.
"Het spijt me, ik was even afgeleid. Ik eh-... dacht dat ik mijn papieren vergeten was en ging even na of ik ze van de tafel had gepakt!" Prevelde ik er snel achteraan. "Waar kwam je nu precies vandaan?" Zo stond ik nog een tijd met Christian te babbelen over ons thuis, onze families en talloze 'koetjes en kalfjes'-verhalen, totdat we ineens naar binnen werden geroepen en Christian eerst aan de beurt was. Mijn hart begon luider en luider te kloppen, want dit betekende dat het zo aan mij was om een handtekening te zetten en mijn vervalste papieren te laten zien.
"Volgende!" En ineens was daar het moment. Aarzelend stond ik op en de man achter het bureau gebaarde dat ik plaats moest nemen tegenover hem. De man had een nors gezicht met volle, donkere wenkbrauwen, een grote snor en een korte zwarte baard. Eigenlijk zag hij er best geleerd uit en dat maakte me nog zenuwachtiger dan ik al was.
"Jongeman, uw geboorteakte alstublieft." De Met trillende handen en een rode blos, haalde ik het stuk perkament uit de donkergroene zak en streek hem nog even recht, waarna ik de man de vervalste akte overhandigde. De ogen van de norse man, zo donker als de bodem van de zee, bewogen zich van links naar rechts over de akte en ik werd er draaierig van toen ik merkte dat ik ze probeerde te volgen. Plotseling keken diezelfde ogen mij strak aan en ik schrok zo dat ik bijna dat ik bijna van het puntje van mijn stoel denderde als ik mij niet zo strak aan de leuningen had vastgeklemd.
"Zo, Diederik... hm? Je hebt een passende achternaam." Ik knikte bijna onzichtbaar en probeerde aan zijn zware stem te onttrekken of dit positieve of negatieve opmerking was, maar ik kwam er niet uit.
"Dus jij wil mee naar Batavia?" Ik knikte nogmaals, maar besefte dat dit nou niet bepaald zelfverzekerd over kwam. Ik liet mijn greep om de armleuningen wat verslappen en probeerde onopgemerkt rechter op te gaan zitten. Tot mijn verbazing gaf de man me een knipoog, schoof me een lijst met namen toe en vroeg me mijn naam op te schrijven en daarachter een handtekening te zetten. Angst kroop weer naar boven en blijkbaar was die angst van mijn gezicht af te lezen.
"Kun je niet schrijven jongen?" Een kleine glimlach verscheen op het gezicht van de norse man.
Ik trok een scheve grimas en vrijwel direct verdween mijn angst. Ik voelde ineens dat het wel goed was, dat ik de juiste beslissing had gemaakt. De norse man was bij nader inzien toch niet zo nors als ik dacht. Hij pakte het vel weer uit mijn handen, schreef mijn naam over van de akte en het enige wat ik hoefde te doen was een handtekening zetten.
"Maak maar wat mooie krullen." Fluisterde hij me toe. Ik kreeg mijn akte terug en met een vriendelijke klap op mijn schouder zei hij:
"Wees welkom op de Hollandsen Thuijn, Diederik Schipper!"
YOU ARE READING
Lentegroen
Historical FictionDiede Schipper groeit op in het 17e eeuwse Amsterdam. Ze is gek op de zee en de schepen die aanmeren in de haven, maar ze kan geen kant op. Dan komt de Hollansche Tuijn binnenvaren en ze besluit, uit wanhoop om wat extra geld te verdienen voor haar...