Hoofdstuk 4.2

1 2 0
                                    

Ik kon het niet geloven: het was gelukt. Het was echt gelukt! Met mijn hoofd nog in de wolken klopte ik weer bij Hendrik aan. Dit keer deed hij zelf open.

"Dag jongeman, kan u ergens mee van dienst zijn?" Hoe hij zijn gezicht zo strak in de plooi kon houden wist ik ook niet, maar ik kon op dat moment mijn enthousiasme echt niet bedwingen om het spel nog langer mee te spelen. Ik gooide mijn pet naar zijn hoofd en haalde de vlecht uit die ik eerder die ochtend zo strak mogelijk had ingevlochten. Hendrik trok me lachend naar binnen, sloeg een arm om me heen en drukte een kus op mijn voorhoofd.

"Ik ga er vanuit dat ons plan is geslaagd? Nou hup, terug in de rokken voordat moeder terug komt van de markt. Ik denk dat ze flauw zou vallen als ze je zo zou zien; zou toch een ongemakkelijke situatie zijn." Hij knipoogde en even dacht ik dat ik zelf flauw zou vallen, maar zijn ferme grip hield me overeind.

"Nou, waar wacht je nog op?" Ik stond nog steeds te treuzelen op de eerste traptrede en ik weet niet of de outfit me meer zelfvertrouwen gaf, of dat mijn enthousiasme een spel met me aan het spelen was, maar ik deed wat ik een week geleden nooit had gedurfd.

"Ik geloof dat ik je nog even wil bedanken." Ik trok Hendrik aan zijn shirt dichterbij en kuste hem.

De middag was voorbij voordat we er erg in hadden. Ik had mijn rokken weer aan, dit keer geen mintgroen, maar een zachte blauwe kleur die Hendrik zo goed bij mijn ogen vond passen. Slijmbal. Ach, vandaag ging hij zijn gang maar, het was tenslotte de allerlaatste dag, morgenochtend niet meegerekend.

We hebben de hele middag bordspelletjes gespeeld, thee gedronken, teveel koekjes gegeten en ontzettend veel gelachen. De moeder van Hendrik had verse vis gehaald op de markt en het heerlijk klaargemaakt met geurende kruiden. Ook was er een groente die blijkbaar pastinaak werden genoemd. Ik dacht eerst dat het nogal bleek uitgevallen wortels waren, maar blijkbaar was het een nieuwe groente die ik nog niet kende.

Na het diner bleven we nog een klein uurtje bij het warme, knetterende haardvuur hangen, maar uiteindelijk besloten we daadwerkelijk de wandeling te maken waarover ik tegen moeder had gelogen. Zo liep ik op mijn laatste avond, hand in hand met mijn beste vriend, door het door maanlicht verlichte Amsterdam. Normaal gesproken zou ik het geweldig hebben gevonden om langs de havens te wandelen, maar vanavond wilde ik het liefst zo ver mogelijk bij het water vandaan blijven. Ik wilde niet nadenken over wat me morgen te wachten stond. Nu het uur nader kwam, begon ik ontzettend zenuwachtig te worden en de twijfels raasden door mijn hoofd.

Hendrik deed zijn best om me af te leiden terwijl we langs verschillende grachten en over sierlijke bruggetjes liepen, maar toch kon hij het niet laten erover te beginnen.

"Ik moet het weten Diede, weet je echt zeker dat je wil gaan? Ik maak me zorgen, jij tussen al die mannen op zo'n groot schip, over de wijde oceanen..." Hij klonk inderdaad oprecht bezorgt, haast bang eigenlijk. Bang dat me iets zou overkomen, of bang dat hij me kwijt zou raken? Ik zuchtte en keek omhoog naar de heldere lucht die vol flonkerende sterren stond.

Ik begreep zijn bezorgdheid, maar ik wilde nu geen berouwende gevoelens hebben. Dit was mijn besluit en het was al moeilijk genoeg zonder een beste vriend die je het liefste achter slot en grendel zette om je hier te houden.

"Ja, ik weet het echt zeker. En..." Een brok in mijn keel kon het toch niet laten weg te blijven en de zorgelijke blijk van Hendrik maakte het ook niet beter.

"...het spijt me echt."

"Wat spijt je?" Hendrik stond stil en het maanlicht weerspiegelde precies in die lentegroene ogen. De sterren schenen feller dan eerder die avond, maar de bomen en paden deden donkerder aan, ondanks de het witte licht van de maan. Ik wist niet zo goed wat ik moest zeggen zonder het erger te maken dan het al was.

"Nou, ehm..." stamelde ik, "dat ik zomaar weg ga. Dat..." opnieuw een diepe zucht. Dit schoot echt voor geen meter op.

"Ik snap wel wat je bedoelt denk ik. Weet je, ooit wilde ik ook weg. Ik had het zo gehad met mijn ouders, met al hun verwachtingen en goedbedoelde bezorgdheid. Ik voelde me zo gevangen daar in dat grote huis, in die rijkeluiswereld. Maar weglopen van je problemen, daar los je niets mee op. En..." Ik wilde al protesteren, ik liep toch niet weg voor mijn problemen? Was dat hoe hij het zag?

"Nee Diede, ik ben nog niet klaar. Ik bedoel juist..." hij hield even stil en leunde over een smal bruggetje, starend in de verte. Zacht ging hij verder:

"Ik bedoel, ik heb echt bewondering voor je. Je gaat je droom achterna, ook al wist ik niet dat je die droom had, dat had je me best wat eerder mogen vertellen. Jij hebt tenminste een doel, een droom, iets waar je je hart in kunt storten. Soms zou ik willen dat ik dat ook had."

Verbouwereerd staarde ik van een afstandje naar mijn beste vriend die in mijn ogen alles had waar mijn familie alleen maar van kon dromen. Zo had ik het nooit bekeken. Nooit bedacht dat iemand als Hendrik ook ongelukkig kon zijn, zich ook belemmerd kon voelen. Ik wist niet wat ik moest zeggen, ik voelde me schuldig. Schuldig dat ik alleen maar aan mezelf had gedacht, zonder te beseffen of me ook maar af te vragen hoe dingen voor hem waren. Het enige wat ik nu kon bedenken was een arm om hem heen slaan, net als Hendrik vroeger deed als ik gevallen was. Een troostende arm, een arm die zei dat we elkaar begrepen.

De maan stond al aan de andere kant van het park toen we richting huis liepen. De bedrukkende sfeer vol problemen, gedachten en onbeantwoorde vragen hadden we ingeruild voor het ophalen van herinneringen aan vroeger. Toen we een jaar of zeven waren hebben we ons verkleed in de mooiste jurken van Hendriks moeder en opgetut met rouge totdat we helemaal rood zagen. We kregen er flink van langs, maar uiteindelijk konden we er met z'n allen toch wel om lachen.

"Oh, wat keek ze boos toen ze jou onder die poeder zag. Het zat ook overal!" Ik kon mijn lachen niet inhouden bij de herinnering aan Hendrik in die paarse satijnen jurk.

"Nee en jij dan. Je had het zelfs in je haar gesmeerd in de hoop dat je net zulke mooie rode krullen zou krijgen als mijn moeder." Hendrik grijnsde en aaide met zijn hand over mijn ingevlochten haar alsof ik nog steeds datzelfde kleine meisje was.

"Is je niet gelukt, Died." Hij knipoogde en pakte mijn hand vast. "Kom,we gaan naar huis, volgens mij is het al heel laat."

LentegroenWhere stories live. Discover now