Hoofdstuk 3.2

3 2 0
                                    

Ik werd gewekt door een zonnestraal die langs het gordijn op mijn gezicht viel. Even wist ik niet waar ik was en ik voelde dezelfde paniek van gisteren door mijn lichaam gieren, maar toen ik naast me keek zag ik zachte, donkere haren, twee lentegroene ogen en een oprechte glimlach. Hendrik lag op zijn buik, zijn armen gevouwen onder zijn hoofd.

"Hoe lang lig je al naar me te kijken?" Ik voelde me plotseling een beetje ongemakkelijk in het smalle bed, maar Hendrik moest lachen.

"Even. Een paar minuten." Hij kon echt niet liegen.

"Oké, al een tijdje." Bloosde hij nu? Ik wist het niet zeker, maar het kon me eigenlijk ook niets schelen. Ik draaide me in dezelfde positie, handen onder mijn hoofd en staarde brutaal terug.

"Dan is het nu mijn beurt." Nu wist ik zeker dat hij bloosde, maar hij verroerde zich niet. Ik had nog nooit zo naar hem gekeken, laat staan dat het langer dan een paar seconden mocht duren. Ik bestudeerde zijn licht golvende donkere haren die er altijd zo zacht uitzagen. Ik had er best mijn handen doorheen willen halen, gewoon om even te voelen. Mijn ogen vonden hun weg naar de zijne en even voelde ik weer diezelfde kriebels als twee dagen geleden. De lentegroene ogen, altijd vol vreugde, altijd een twinkeling.

Verder naar beneden, een mond met een glimlach waar je warm van werd. Daar hoefde je niet eens verliefd voor te zijn, het was een vriendelijke lach, een lach die je vertrouwen gaf. Onder de glimlach zat een brede, mannelijke kaaklijn. De lijn liep verder naar zijn nek. Ik twijfelde of ik verder kon, wilde gaan. Zijn ontblote schouders en een deel van zijn rug staken boven de lakens uit. Toch kon ik mijn ogen niet bedwingen verder te gaan. Het waren brede schouders. Mooie schouders, vond ik. Niet dat veel vergelijkingsmateriaal had. Helemaal niet eigenlijk, maar ik dacht dat mooie schouders er zo uit zouden moeten zien. Ik liet mijn blik rusten op zijn linkerschouderblad: net op de plek die onder het laken verdween, zat een donker litteken. Uit nieuwsgierigheid en zonder er bij na te denken, wilde ik mijn rechterarm uitstrekken om de plek aan te raken, maar daarbij leunde ik vanzelfsprekend meer op mijn linkerarm en werd ik weer herinnerd aan de afgelopen nacht. Ik vloekte binnensmonds, iets wat ik normaal gesproken nooit deed. In een reflex leunde Hendrik mijn kant op en pakte mijn linkerhand vast.

"Doet het nog zeer? Laat eens kijken?" Ik wist dat het geen zin had om te ontkennen. Ten eerste zei mijn gezicht genoeg en ten tweede zou Hendrik niet zo gemakkelijk opgeven. Gehoorzaam stak ik mijn arm naar hem uit, die hij op zijn beurt gehoorzaam van het verband ontdeed.

Het zag er niet al te slecht uit, maar om nou te spreken van 'goed' was ook overdreven. De wond was inderdaad minder diep dan ik in eerste instantie had gedacht, maar groot was het zeker. Het bloeden was wel gestopt, dus het zag er ook niet meer zo akelig uit als gisteren.

Hendrik rolde het verband terug op zijn plek en legde er weer een stevige knoop in. Even voelde ik zijn schouder tegen die van mij aan, maar het moment was al voorbij voordat ik erop kon reageren. Hendrik rolde terug op zijn zij en liet daarbij mijn hand los. Hij leek iets te overdenken, maar ging toen rechtop zitten en liep naar het raam om de gordijnen te openen.

Het zonlicht zorgde voor een gouden gloed over het ontblote bovenlichaam en het was alsof mijn brein overuren maakte: zoveel nieuwe ervaringen in een nacht en dag. Het was alsof er een elektrisch geladen veld om mij heen hing dat ieder moment kortsluiting op kon lopen. Ik kon mijn ogen niet van hem afhouden, maar ik had hier totaal geen ervaring heen. Ook met Nienke had ik het eigenlijk nooit over jongens. En mijn ouders? Natuurlijk hadden ze verteld hoe ze elkaar hadden ontmoet, beiden werkten ze in de zomer van 1645 op dezelfde boerderij – heel romantisch allemaal, maar verder was het nogal taboe. Waarschijnlijk was ik ook het enige avontuurlijke meisje in het hele land. Ik had een hekel aan de strakke jurken, het huishouden, braaf opzitten en doen wat je gevraagd werd. Ik had wel respect voor mijn ouders, maar hun manier van leven was niet hoe ik mijn leven voor mij zag.

Ineens zat er weer beweging in Hendrik. Hij liep met een aantal papieren in zijn hand heen en weer en begon te rommelen in wat kastjes en laatjes. Toen hij alles verzameld had, stalde hij het uit op zijn bureau en keek er aandachtig naar.

"Het is gelukt Diede, we hebben de documenten." Hij keek met een grijns, maar trots, achterom. Hij ging op de stoel zitten en gebaarde dat ik moest komen kijken. Hoe had ik dat kunnen vergeten? Het document waar het allemaal om draaide. Het was ook zo'n rare nacht geweest. Vlug stond ik op en haastte me naar hem toe. Van over zijn schouder keek ik mee naar de documenten die mij niets zeiden, maar toch was ik gefascineerd door de letters op het perkament. Ze zagen er sierlijk uit en de randen van de akte waren versierd met rode krullen. Hetzelfde diepe rood als in het mozaïek in het secretariaat van het stadshuis. Een rilling liep over mijn rug toen ik eraan terug dacht. Nu niet aan denken, denk aan wat jullie hebben bereikt: het plan is gelukt en de akte ligt recht voor je!

"Zo," Hendrik bestudeerde de akte terwijl hij de dop van een potje zwarte vloeistof draaide. Inkt. "ben je er klaar voor?"

En zo begonnen we met het invullen van mijn nieuwe akte. Over iets meer dan een week zou ik als Diederik Schippers door het leven gaan, geboren te Amsterdam op 13 november 1650. We hadden besloten mijn geboortedatum verder niet te vervalsen, sinds ik toch oud genoeg was om mee te mogen. Alleen de namen van mijn ouders moesten worden vervangen. Je zou namelijk net zien dat iemand vroeger een oude buurjongen van een van mijn ouders is geweest, of zo iets dergelijks. We konden geen risico's lopen.

Hendrik schreef in een sierlijk handschrift en verzon de hele boel bij elkaar. De handtekening nam hij zorgvuldig over van een ander document dat hij had meegenomen. Tot slot haalde hij een klein zwart doosje tevoorschijn waarin een soort zwarte spons zat. Hendrik drukte er een houten blokje in en vervolgens drukte hij het onderaan de akte. De stempel van het stadshuis.

Als ik dit zelf had moeten doen was het nooit wat geworden, al had ik kunnen schrijven. Nooit zou ik aan al die dingen hebben gedacht om het document te verifiëren. Hendrik keek op van zijn werk terwijl ik al die tijd toe had staan kijken.

"U staat geregistreerd, Diederik Schippers. Welkom in Amsterdam." Zei hij met een bloedserieuze stem. Een grote lach verscheen op mijn gezicht. Niet alleen om de grap, maar ook van blijdschap. Het was echt gelukt.

"Je bent de beste!" Spontaan sloeg ik mijn armen om zijn nek en ik voelde zijn spieren samenspannen toen hij zijn armen om mijn middel sloeg, me optilde en ronddraaide door zijn kamer. Langzaam liet hij me weer naar beneden zakken, maar zijn handen bleven gevouwen onder aan mijn rug.

"Ik denk dat je mij nu iets verschuldigd bent, Diede." Ik trok een wenkbrauw op en probeerde ondertussen niet te denken aan het feit dat Hendrik nog steeds geen shirt droeg.

"Wat dan?" Ik was hem zeker iets verschuldigd na alle moeite die hij voor mij had gedaan, maar ik voelde aan de ondertoon van zijn stem dat het waarschijnlijk iets heel anders zou zijn dan een normaal bedankje.

"Dit."

LentegroenWhere stories live. Discover now