H1 | Ik vind met dt

265 17 0
                                    

Ze praten. Al wekenlang komen ze bijeen en hebben ze het over van alles. Schaken, de heg van de buren, de hond die altijd kwijlt. Maar ook de wat serieuzere dingen. Ik ben daar een van.

‘Zoals jullie weten is ze over een paar dagen 18.’ De vrouw haar stem galmt door de kale ruimte heen. ‘We kunnen het ons niet langer veroorloven om haar bij ons in huis te houden.’

Ik sta op mijn tenen om bij het raampje te kunnen. Vanaf daar hoor ik ze net hard genoeg zodat ik alles wat er word gezegd in de kamer mee te krijgen. Horen lukt, maar ik kan niet zien wat er gebeurd.

‘Gerda, hier hebben we het al over gehad. Ze kan nergens anders heen. Ze moet bij jullie blijven. We hebben dit eerder geprobeerd. Drie jaar geleden. Weet je nog hoe dat was afgelopen?’ Nu is het een man die aan het woord is. Zijn naam is Felix. Ik ken hem al mijn hele leven. Hij is een vriend van mijn ouders. Al weet ik niet meer zeker of mijn ouders mijn ouders zijn.

‘Maar er moet toch iets zijn dat we kunnen doen?’ Het is de vrouw weer. Mijn ‘’moeder’’. Ze is de persoon die mij het liefste weg wilt hebben. Mijn vader denkt er anders over.

‘Lieverd, je weet wat er gebeurd. We weten allemaal wat er gebeurd. Hij zal ervoor zorgen dat onze plannen niet lukken.’

‘Dan zorgen we ervoor dat we zijn identiteit te weten komen!’ Ik hoor een stoel met een harde klap naar achteren vallen.
‘We hebben zo veel moeite gedaan om haar te krijgen! En nu is het bijna tijd dat we haar kwijtraken maar dan zijn we bang! Jullie zijn bang. En waarvoor? Een demon. We hebben er al meerdere verslagen! Deze kunnen wij ook wel aan.’

Demonen, feeën, dat vinden ze serieus. Ze komen bijeen voor een rare cult over mythische wezens en rare spreuken. Ze hebben het feit dat ik iets raars ben, iets waar ze veel moeite voor hebben gedaan om te krijgen. Ze zijn krankzinnig. Ik volg mijn ouders al een paar weken naar hun vreemde bijeenkomst en iedere week moet ik aanhoren wat hun plannen zijn voor mij. Jammer voor hen dat de plannen niet doorgaan. Ik heb een beschermengel die over mij waakt en mij veilig houd. Een demon.

‘Ik zeg dat we haar gebruiken als aas. Laat hem naar ons komen, we zorgen ervoor dat we hem in de val lokken. Dan hebben we hem en haar. Beide.’ Het is iemand die ik eerder deze avond nog niet heb gehoord. De buurvrouw Sasha. Ze heeft me nooit gemogen.

‘Geweldig idee!’ Ik hoor mijn moeder haar omgevallen stoel pakken en weer aan tafel schuiven. ‘Ik stel voor dat we haar morgenavond uit haar slaap halen. We regelen een busje en brengen haar naar het hoofdkwartier. Maar niet het hoofdkwartier natuurkijk, dat doen we pas als we de demon ook hebben.’

Ja, helemaal krankzinnig. Dit zou dus een nachtje logeren worden bij Tamar.

‘Goed, zorg ervoor dat ze nergens heen gaat morgenavond. Gerda, Peter, het was me weer een genoegen jullie te zien.’ Dit is mijn teken om weg te gaan.

Ik stap voorzichtig van het appelkratje af en loop gehaast naar mijn fiets. Mijn ouders zouden nog wel even zoet zijn daarbinnen, wat mij mooi de tijd geeft die ik nodig heb om naar huis te fietsen.
De weg naar huis duurt maar een paar minuten. Wanneer ik thuiskom zijn mijn ouders nog niet terug. Precies zoals ik had voorspeld. 

On kings road (On-hold)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu