Hoofdstuk 3

84 11 17
                                    

Het is een beangstigende gewaarwording om meegenomen te worden naar een onbekende plek terwijl je niks ziet.
Renée is een kort moment verstijft van angst, dan zet ze zich af van de liftdeur waar ze tegenaan gedrukt staat. Haar boodschappentas valt alweer om terwijl ze naar de zak om haar hoofd klauwt.
"Hé!" schreeuwt ze paniekerig, "wat doe je! Laat me los."
Onder haar voeten voelt ze hoe de chips door haar heftige bewegingen tot nutteloze kruimels bekomen. Ze weet dat ze haar prioriteiten beter moet stellen, maar diep vanbinnen voelt ze een steek van spijt nu overduidelijk is dat haar relax-avondje niet door zal gaan. Erger, wanneer zal die mogelijkheid er wel weer van komen?
Het was ook allemaal voor niks: zonder moeite worden haar bewegingen tegengegaan, de sterke handen van Thomas, die al die tijd in haar buurt is gebleven, houden haar polsen vast en ze is zich ervan bewust dat ze zwaar in het nadeel is.

Dat kan ook liggen aan het feit dat Leander droog zegt: "Je bent niet allergisch voor een klap op je hoofd. Als je je rustig houdt, gebeurt je niks."

Renée probeert het roffelen van haar hart tot bedaren te brengen en vraagt zo beheerst mogelijk: "Wat zijn jullie van plan?"
De zak geeft een doffe klank aan haar woorden.

Leander zegt: "Dat leg ik later allemaal uit. Wees niet bang."

Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan en bovendien kan het tweedelig opgevat worden. Maar ze accepteert de huidige penibele situatie aangezien ze inziet dat er voor nu geen informatie komt, en geeft zich er noodgedwongen aan over. Haar jachtige gehijg past ze aan naar de zware maar rustige ademhaling van haar overweldiger.

Renée merkt dat de lift tijdens hun gesprek weer in beweging is gekomen. Doordat ze niks ziet, verliest ze daardoor bijna haar evenwicht, maar weet zich te herstellen. De handen die haar nog steeds vasthouden, helpen haar onwillekeurig haar balans terugvinden.
Na heel korte tijd hoort ze aan de herkenbare ping-geluid van de lift dat die op zijn bestemming is en ze merkt dat er deuren open schuiven. Maar de deuren achter haar blijven dicht en dat zet haar aan het denken.

Er weerklinken geluiden van gesjor en gevloek in de lift en na een lang moment verplaatst Thomas zijn handen. Hij houdt nu slechts haar bovenarm vast en begeleidt haar op die manier de lift uit.
Renée heeft daardoor een hand vrij en razendsnel probeert ze de zak van haar hoofd te trekken.

Ze wordt moeiteloos tegengehouden.

Met haar polsen nu bijeengehouden, wordt ze gedwongen struikelend mee te lopen. Ze hijgt door gebrek aan licht en lucht. Van haar gebruikelijke elegantie is niet zoveel over op dit moment.
Renée kreunt van frustratie, maar durft niet te schreeuwen, uit angst dat ze alsnog die klap waarmee gedreigd is zal ontvangen. Bovendien heeft ze het gevoel dat ze op een plek is waar ze niet gehoord zal worden door derden. En wat is dan het nut?

Na een kort ogenblik hoort ze het geluid van een rammelende sleutelbos en er wordt er een deur voor haar ontsloten en geopend. Thomas trekt haar mee, en ze merkt aan de galm om zich heen dat ze zich in een grotere ruimte dan net bevinden. Het ruikt er naar niks. Althans, de muffige geur van de zak overheerst.
Achter haar klinkt het geluid van de sleutels weer. Ze zit vast.

De zak wordt van haar hoofd getrokken en knipperend schermt ze haar ogen met haar handen wat af tegen het felle licht.
Hoewel ze weet dat ze geen kant op kan - althans, niet de kant van de vrijheid -, doet ze automatisch een stap naar achteren en neemt haar omgeving in ogenschouw. Ze probeert haar paniekerige gevoelens te beteugelen en zoveel informatie als mogelijk tot zich te nemen.

Ze bevindt zich in een ruimte die minimaal zes keer zo groot is als haar eigen appartementje en dat had ze niet verwacht.
Gezien het feit dat ze niet uit het gebouw zijn gegaan, had ze eigenlijk gedacht op een andere verdieping dan haar eigen te zijn beland en daarom in een verblijfplaats terecht te zijn gekomen gelijkwaardig van grootte aan haar eigen woonruimte.

Ze ziet dat de Nowak-broers, die haar gevangen hebben genomen, ondertussen hun eigen gang gaan. Rechts van haar bevindt zich nog een hele ruimte, waar enkele schuifdeuren haar het zicht blokkeren. De twee verdwijnen daarheen en schuiven de deur achter zich dicht.
Voor haar ziet ze een complete zithoek waar Leander comfortabel is gaan zitten. Hij kijkt haar aan maar onderneemt geen actie. Hij wacht geduldig totdat ze haar gevangenis helemaal heeft bekeken. Dus blijft ze dat doen. Ze loopt richting enkele bureaus en ziet op diverse schermen codes - die haar niks zeggen -verschijnen en verdwijnen. Er bevindt zich geen mens.

Enkele strategisch geplaatste muurtjes als roomdivider zorgen ervoor dat ze de ruimte achter de zithoek niet beter kan bekijken, net zoals ze niet precies ziet wat er zich nog verder naar links bevindt.

Met een zucht geeft ze het op en langzaam loopt ze naar Leander toe. Die staat direct op. Als een echte gastheer wijst hij haar een comfortabele stoel als zitplaats toe en vraagt beleefd: "Kan ik wat voor je inschenken?"

Beduusd reageert ze zoals het hoort op deze normale vraag in de abnormale situatie. Terwijl ze plaatsneemt, zegt ze: "Koffie alsjeblieft."

Ze vertrekt haar gezicht als ze zelf ook opmerkt hoe volgens het boekje ze reageert. Zelfs nu antwoordt ze beschaafd, terwijl zij allesbehalve hoffelijk is behandeld.

Alsof Leander dat aanvoelt zegt hij snel: "Ik ga het voor je halen. Daarna gaan we praten."

Renée knikt daarop inschikkelijk en wacht rustig af. Voor nu.

De koffie die Leander uiteindelijk voor haar neerzet is om u tegen te zeggen. Omdat hij niet heeft gevraagd hoe ze het drinkt, heeft hij naast het kopje een kannetje opgeklopte warme room neergezet, samen met een schaal koekjes, suiker en een lepeltje.
Renée negeert dat alles en pakt alleen het kopje van het schoteltje. Ze ziet hoe haar handen trillen en beseft dat alle adrenaline een plekje naar buiten zoekt. Diep uitademend wacht ze totdat dat over gaat. Daaropvolgend wil ze net haar eerste slokje nemen als ze weer stopt. Twijfelend dit keer.

Met een vage glimlach op zijn gezicht zegt haar ontvoerder dan: "Dit is slechts koffie van de lekkerste bonen die ik kan vinden. Met koffie zal ik niet knoeien. Beloofd."

En ze begrijpt: hij hééft haar ontvoerd. Hij kan op dit moment alles met haar doen wat hij wil. Daarvoor hoeft hij haar niet te vergiftigen.

Ze knikt naar hem en neemt een slokje.

Verborgen project [onc2021]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu