Hoofdstuk 28

1.8K 82 3
                                    

Hoofdstuk 28

Maurice Romijn

• • •

De drie weken waarin Rowan op het telefoontje van de ggz-instelling waar ze naar toe zou gaan moest wachten, waren zenuwslopend. Ik wist niet wat er in Rowans hoofd omging. Ik wist niet of ze zo diep zat dat ze zichzelf misschien iets aan kon doen. Het enige wat ik wist was dat haar klachten - ondanks het goede gesprek met haar ouders - waren verergerd en dat ze er eigenlijk niet over wilde praten.

Mijn zorgen voor Rowan waren zo groot dat ik me met nog maar twee dingen bezig hield: Rowan en muziek. Ik was vaak afwezig bij voetbaltrainingen en met school ging het ook niet meer zo goed. Als ik met de jongens aan het repeteren was, kon ik me eindelijk ontspannen. Ik wilde na school niet ook nog bezig zijn met huiswerk of leren voor toetsen. Ik wilde er voor Rowan zijn en haar overeind houden.

Het lukte Bella en Olijf niet om Rowan te laten ontspannen en Fendi en Emma konden Rowan al helemaal niet helpen. Ze waren veel te nuchter voor de diepgaande gevoelens van Rowan. Rowan was echt ziek. Het leek wel alsof het erger was geworden omdat mensen er vanaf wisten. In werkelijkheid had ze de opgehouden schijn van alle afgelopen maanden laten vallen. Ze deed geen moeite meer om vrolijk te zijn of energie te maken voor dingen waar ze eigenlijk geen zin in had.

Ze was in korte tijd erg veranderd. Niet alleen haar innerlijk, maar ook haar uiterlijk. Haar wangen waren nog bleker en meer ingevallen, omdat ze nauwelijks at. Haar krullende haar was futloos en haar blauwe ogen stonden flets. Ze was nauwelijks een persoon. Dit was niet het meisje waar ik een paar weken geleden verliefd op geworden was. Daarentegen was het meisje waar op ik verliefd geworden was, ook zichzelf niet. Het was soms zo verwarrend, ik kon mijn eigen gevoel af en toe niet meer plaatsen.

Ik was super blij toen ik eindelijk in de auto zat met Rowan in de bijrijdersstoel, onderweg naar de instelling. Ze had haar eerste intake en dan zou ze haar klachten uitleggen. Daarna zou het tweede intake gesprek plaatsvinden en na dat gesprek werd haar behandeling besproken en zou het echt gaan beginnen.

'Ben je zenuwachtig?' vroeg ik. Ik keek even opzij, ze keek me aan. Haar ogen vertoonden voor het eerst deze week een emotie. Ze leek angstig.

'Ja, toch wel een beetje,' zei ze.

Mijn hand verplaatste zich van het stuur naar haar bovenbeen. Ik kneep er zachtjes in. 'Het komt goed, je wordt geholpen. Jij kan dit gewoon, je weet dat het op deze manier niet goed gaat.'

Rowan sloeg haar ogen neer en schudde haar hoofd. 'Je hebt gelijk.'

'Hier moet het zijn.' Ik stuurde de auto een kleine parkeerplaats op.

Ik zag nog net dat Rowan bedenkelijk op haar lip beet, voordat ze de auto uitstapte.

Ik deed hetzelfde en liep naar haar toe. Haar machteloze blik wekte medelijden bij mij op. Ik wilde helemaal niet dat ze hier doorheen ging. Zuchtend sloeg ik mijn armen om haar heen. 'Het is oké, baby, we doen dit samen.'

'Dank je wel,' mompelde ze.

Ik was blij dat ze het had toegelaten dat ik haar hier naar toe bracht. Ze wilde bijna met de bus gaan, maar dat liet ik echt niet gebeuren. Ze zou gek worden van de zenuwen in haar eentje.

Ik pakte haar hand stevig vast, samen liepen we de instelling binnen. Het had iets weg van een klein ziekenhuis. 'Ik ga me even aanmelden bij de receptie,' zei Rowan. 'Kun je in de wachtkamer op me wachten?'

'Natuurlijk,' verzekerde ik haar. Ik nam plaats en keek toe hoe ze naar de balie liep. Al gauw keek ik de rest van de wachtkamer rond. Er zaten twee andere mensen. Een jongen van een jaar of 16 en een wat oudere vrouw. Ze zagen er doodnormaal uit. Ik vond het gek dat mensen die zó normaal waren, ronddliepen met de meest heftige mentale problemen.

Niets is wat het lijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu