Hoofdstuk 4 - Deel 2

156 14 3
                                    

De tocht naar de kantine duurt niet heel lang. Onderweg vertelt Kevin dat het niet echt een kantine is, maar dat ze het maar gewoon zo noemen omdat ze er geen beter woord voor kunnen vinden. Als hij zegt dat we er zijn en ik door de deuropening loop, snap ik wat hij bedoelt. Het is geen echte kantine, maar in de enorme ruimte staan wel allemaal verschillende tafeltjes met stoelen eromheen. Verscheidene mensen zitten aan de tafels. Ze zwaaien even als ze Kevin zien en praten dan gezellig door, hun handen meebewegend. Kevin is hier blijkbaar bekend, en geliefd.
Hij gebaart naar de achterkant van de kantine, waar een doorgang naar een andere ruimte zit. 'Daarheen is de keuken. Je mag er zelf ook helpen, zolang je de boel maar niet laat ontploffen. Het grootste deel wordt uiteindelijk toch klaargemaakt door de koks, maar er zijn altijd wel mensen die graag de handen uit de mouwen willen steken. Houd jij van koken?'
Ik ben nog steeds overweldigd door de gigantische ruimte waar ik me in bevind en schrik van zijn vraag. Nog net kan ik voorkomen dat ik ineenkrimp, een gewoonte die ik heb ontwikkeld als er mensen tegen me praten. Mijn ogen zijn groot geworden van schrik, maar gelukkig zoekt Kevin er niet veel achter.
Geïnteresseerd wacht hij op mijn antwoord. Hoe kan er iemand zo benieuwd zijn naar mijn leven, en niet walgend achteruitdeinzen? Ik weet zo snel niet wat voor woorden ik met mijn handen moet vormen, dus haal ik mijn schouders maar op, wat zowel ja en nee kan betekenen. Kevin lijkt genoegen te nemen met mijn antwoord, want hij glimlacht en wendt zijn blik even van me af, laat hem dwalen over de mensen in de kantine.
Zijn oog valt op iemand. Hij knikt even en pakt mijn hand vast. Een kleine schok gaat door mijn lichaam door die ene aanraking, en ik haat het. Bang worden van een persoon die je aanraakt, omdat andere mensen je meestal alleen maar pijn doen. 'Kom,' zegt Kevin, 'ik moet even met die jongen daar praten. Daarna zal ik je aan Mary voorstellen. Het meisje met wie je de badkamer deelt, weet je nog?'
Ik knik en hij trekt me voorzichtig mee. We lopen richting een lange jongen met donkerbruin haar, wat rommelig in model is gebracht. Als we tegenover hem staan, valt het me pas op dat hij echt heel lang is. Nu ben ik zelf best klein, maar de jongen is minstens anderhalve kop groter. Zijn ogen zijn bijna zwart en niet te doorgronden. Het eerste woord dat in me opkomt als ik hem zie is 'donker'. Hij heeft donker haar, donkere ogen, draagt donkere maar stijlvolle kleding, en de uitdrukking op zijn gezicht is afstandelijk. Hij lijkt me niet eens op te merken, maar richt zich volledig op Kevin. Ik kan het gesprek niet helemaal volgen door het geroezemoes in de kantine, maar ik vang wel wat dingen op. Ik snap er echter vrij weinig van, dus ik laat mijn ogen de kantine verder opnemen. Plotseling hoor ik luid en duidelijk mijn naam.
'Ik begeleid Hailey de komende dagen rond, de nieuwe. Dat had ik je al verteld.'
'Joehoe. Nog een dove,' zegt de andere jongen droog. Zijn donkere ogen stralen geen enkele emotie uit. Kevin kijkt hem beschuldigend aan. Hij doet zijn mond open om iets te zeggen, maar ik ben sneller.
Ik voel een vlaag van woede. Ik weet niet waarom, maar de donkere jongen maakt me boos. Met een snelle beweging tik ik hem hard op zijn schouder. Verrast draait hij zich om.
'Ik ben niet doof.'  Mijn handen bewegen razendsnel. 'Ik kan je prima verstaan, ik kan alleen niet praten. Houd alsjeblieft je bek.'
Als het laatste woord uit mijn handen is gerold, realiseer ik me pas wat ik gedaan heb. Ik duik een beetje in elkaar. Hopelijk heb ik hem niet al te boos gemaakt en slaat hij niet heel hard. Maar Kevin zou toch nooit toestaan dat hij me zeer doet? Of toch wel?
De jongen trekt zijn wenkbrauwen op en kijkt Kevin vragend aan. 'Wat zei ze? Ze ging te snel voor me.'
Kevin zucht. 'Ze zei dat ze niet doof is, dat ze alleen niet kan praten. En dat je... je mond moet houden.'
De jongen richt zijn blik weer op mij. 'O. Nou, aangenaam kennis te maken. Ik ben Jayden. Jayden Blight. Neem me niet kwalijk, maar ik moet weer aan het werk.' Hij werpt nog een onverschillige blik op mij, slaat Kevin op zijn schouder en loopt dan weg, richting van de keuken.
'Wie is hij?' vraag ik.
'Jayden,' zegt Kevin, nogmaals zijn naam herhalend. 'Hij werkt hier ook. We kenden elkaar al van toen we nog klein waren, en sinds we hier allebei werken, zijn we goede vrienden geworden.' Hij knipoogt even. 'Hij is niet zo chagrijnig als hij lijkt. Ik denk dat jullie elkaar nog wel aardig gaan vinden.'
'Dat is een optie.'
Kevin lacht even. Ik voel een vreemde trots, maar ook verbaasdheid. Was het zo grappig dan? Ik wist niet dat ik andere mensen kon laten lachen. Meestal mijden ze mij gewoon. Dan ziet Kevin weer iemand en wenkt hij me.'Kom, dan ik zal je voorstellen aan Mary.'
Kevin brengt me naar een meisje van ongeveer mijn leeftijd. Haar pluizige, blonde haar hangt in een rommelige vlecht over haar schouder. Haar grijsblauwe ogen twinkelen als ze naar me glimlacht.
Kevin gebaart naar het meisje. 'Hailey, dit is Mary. Ze heeft de kamer naast je, dus jullie delen samen de badkamer. Ik hoop dat jullie het goed met elkaar zullen vinden.' Hij grijnst even en richt zich dan op het meisje, dat Mary heet. Zijn handen bewegen snel, maar ik zou het waarschijnlijk sneller kunnen.
Mijn gedachten dwalen af naar meneer Bryant en ik glimlach een beetje als ik weer denk aan ons wedstrijdje wie het snelst kan gebaren. Dan realiseer ik me weer waar ik ben en richt mijn concentratie op het gesprek tussen Kevin en Mary. Kevin is net uitgepraat, en ik vraag me af wat hij allemaal over me verteld heeft. Hij zwaait even naar ons en beent dan de ruimte uit, de lange gang in waar we net ook vandaan kwamen. Mary glimlacht weer naar me en begint te praten. De woorden komen een beetje vervormd uit haar mond, omdat ze zichzelf niet kan horen, maar nog steeds is ze prima te verstaan.
'Hey! Dus jij bent Hailey. Ik ben zo blij dat ik eindelijk weer eens iemand heb die de kamer naast me bewoont. Vorig jaar heb ik de hele zomer zonder gezeten.' Rustig kletst ze door, terwijl ze zachtjes klopt op de stoel naast haar. Haar glimlach stelt me een klein beetje gerust, maar ik ben nog steeds gespannen als ik naast haar plaatsneem.
'Is dit je eerste zomer hier?' vraagt ze. 'Dat moet haast wel. Ik ben hier al hele wat jaren 's zomers en ik heb je hier nog nooit gezien... Of ben ik nou zo blind?'
Langzaam schud ik mijn hoofd. Ik beweeg mijn handen traag, opdat ze de gebaren goed meekrijgt. Voor de zekerheid. Ik weet niet hoe snel ze is met gebaren. 'Nee, je bent niet blind. Dit is inderdaad mijn eerste jaar hier.'
'Dus je kent het hier nog niet zo goed zeker? Ben je al in de 'bibliotheek' geweest?' Haar vingers vormen aanhalingstekens in de lucht bij het woord 'bibliotheek'. 'Die plek is echt geweldig als het regent.'
Ik glimlach voorzichtig. 'Ja, het lijkt me erg fijn om er te zitten.'
'Gelukkig regent het hier niet zo heel vaak. Ik heb het nog maar een paar keer meegemaakt dat het echt stortregende.'
'Hoe lang kom je hier al dan?' vraag ik aarzelend.
Mary glimlacht even en slaat haar benen over elkaar heen. Haar voet gaat langzaam op en neer, alsof ze mee tikt met iets wat zich in haar hoofd afspeelt. 'Sinds mijn zevende, dus dit is mijn negende jaar. Ik had een ongeluk toen ik zeven was. Het was kerstavond en we – mijn ouders en ik – waren op weg naar mijn oom en tante. Een vrachtwagenchauffeur verloor de controle over zijn stuur en botste vol tegen ons op. Sindsdien hoor ik nog maar voor twee procent.'
Ik slik even en beweeg dan voorzichtig mijn handen weer. 'Vind je het niet vervelend om erover te praten?'
Rustig haalt ze haar schouders op. 'Het kan me niet zo veel schelen, eigenlijk. Het is nu eenmaal gebeurd. En liever dit dan dood, nietwaar?' Weer glimlacht ze even, om vervolgens weer serieus te kijken. 'En jij? Wat brengt jou hier? Tenzij je het niet wil zeggen, natuurlijk!' Dat laatste voegt ze er haastig aan toe. Op haar wangen staan lichte blosjes.
Ik frons lichtjes mijn wenkbrauwen. Heeft Kevin haar dat niet verteld? Dan richt ik me weer tot Mary. 'Ik ben geboren met een aandoening, waardoor ik niet kan praten. De artsen hebben me jarenlang onderzocht, maar er is nog steeds geen oorzaak gevonden. Ik ben thuis onderwezen, en dit jaar besloten mijn ouders om me hierheen te sturen voor de zomer. Om te proberen.'
Mary klopt me even op mijn schouder. Ik schrik van haar aanraking en onderdruk een huivering. 'Dat is echt balen voor je...' zegt ze, 'maar ik weet zeker dat je het hier leuk gaat vinden! Dat hoop ik in ieder geval,' voegt ze eraan toe met een verlegen glimlachje. Even verlegen trek ik mijn mondhoeken omhoog.
Plots springt Mary op uit haar stoel. Bijna automatisch vindt haar hand de mijne. Enthousiast trekt ze me omhoog. Een beetje ineengedoken sta ik naast haar. 'Kom!' roept ze vrolijk. 'Ik zal je voorstellen aan een paar mensen hier!' Ik knik langzaam, en laat me door haar meetrekken, de kantine uit.

Nobody Hears MeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu