Hoofdstuk 2 - Deel 1

208 22 6
                                    

Een week verder. Mijn gezicht is eindelijk niet meer zo opgezwollen. Mijn rib, die gekneusd bleek te zijn, begint langzamerhand te genezen. De plek op mijn zij is van vaalblauw met paars overgegaan naar groen met geel. En nog steeds kost iedere ademhaling moeite. Nog steeds voelt het alsof er honderden duiveltjes in mijn huid zitten die zich een weg naar buiten banen met hun scherpe drietanden.

Maar ik probeer ze te negeren. En het lukt bijna. Maar niet helemaal.

Mam staat met haar jas aan in de gang. Ik slik een brok in mijn keel weg en neem mijn jas van haar aan. Hij trilt in mijn handen. Mam ziet het en ze bijt even op haar lip. Daarna knikt ze me bemoedigend toe. Ik klem mijn kaken op elkaar en trek de jas aan. Mam glimlacht, doet de voordeur open en loopt naar buiten. Ik loop haar achterna, maar op de drempel verstar ik.

‘Gevaar! Niet verder!’ gillen mijn hersenen. Ik wil zo graag hun raad opvolgen. Ik kan niet naar buiten. Niet alweer. Niet al die mensen. Een kille hand gemaakt van angst houdt mijn hart in een stevige greep. Mijn luchtpijp zit dicht. Ik krijg geen lucht.

En dan zie ik mijn moeder.

Ze staat met haar handen in haar jaszakken en haar schouders een beetje opgetrokken. Ze glimlacht nog steeds, maar het is niet echt. Ik zie tranen glinsteren in haar ogen terwijl ze me aankijkt.

Ik negeer de hand om mijn hart. Ik negeer mijn hersenen. Ik moet naar buiten. Voor mijn moeder.

Ik haal diep adem, maar ik heb niet het gevoel dat ik zuurstof binnen krijg. Ik kijk even naar de drempel en stap er dan overheen. Ik ben buiten. Met aarzelende stappen loop ik naar mijn moeder toe en ga naast haar staan. Ze lacht breed naar me en samen lopen we de straat uit, op weg naar de supermarkt. Mam veegt een traan weg als ze denkt dat ik de andere kant op kijk. Mijn hart breekt daardoor een beetje. Het doet zoveel pijn als jij de reden bent dat je moeder huilt.

‘Michelle!’

Onze buurvrouw komt op ons afgelopen en geeft mam een knuffel.

‘Hé, Erica, wat is er?’

‘O, ik wilde je even vragen of je dat boek nog van me hebt. Ik ben de titel even vergeten, je weet wel welke, toch?’ Mam knikt en doet haar mond open, maar Erica praat alweer verder. ‘O, oké, fijn! Ik was even bang dat ik het kwijt was! Ik stuur Jacob zometeen wel even om het op te halen, goed? Waar is die jongen eigenlijk?’ Wild kijkt ze om zich heen. Dan pas ziet ze mij.

‘O, hoi Hailey! Ik had je niet gezien.’ Ik zwaai een beetje onbeholpen naar haar. Ze knikt even, glimlacht en kijkt dan weer rond. Zo doet ze altijd. Ze is aardig, maar veel te rusteloos om veel aandacht aan mij te schenken.

‘O, daar is hij. Jacob! Jacob, kom eens!’

Een magere jongen van mijn leeftijd komt aangelopen. Zijn sluike haar hangt voor zijn ogen en zijn kleren slobberen om zijn lijf. Vanonder zijn haar kijkt hij me vijandig aan met zijn ijskoude ogen. Mijn buurjongen. Hij heeft een hekel aan me en laat dat duidelijk merken als er niemand in de buurt is. Ik heb de littekens nog van een paar jaar terug. Nu beperkt hij het tot me giftig aankijken en zo vaak mogelijk ‘per ongeluk’ tegen me op lopen.

‘Jacob, lieverd, wil jij zo even mijn boek ophalen bij Michelle?’ kweelt Erica. ‘Over een uurtje zijn jullie toch wel weer terug, hè?’ vraagt ze aan mam, zonder op antwoord te wachten. ‘Vast wel. Jake, kan jij hem dan over een uurtje ophalen? Ik moet zelf nu echt heel dringend weg. Je doet het wel, hè? Dankjewel, lieverd, je bent een schat.’ Ze geeft hem een kus op zijn haar. Hij trekt even zijn bovenlip op in een grauw, maar duikt niet weg.

‘Nou, dag Michelle, ik zie je wel weer! Dag, Hailey!’ zegt Erica nog snel en dan rent ze er op haar hoge hakken vandoor.

Jacob glimlacht flauwtjes naar mijn moeder, vuurt nog een nijdige blik op mij af en slentert dan richting zijn huis. Mam en ik kijken elkaar even aan en vervolgen dan onze weg.

Nobody Hears MeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu