Hoofdstuk 1 - Deel 3

238 22 8
                                    

De derde kamer aan de rechterkant is die van mij. Ik ga op mijn bed zitten en laat me achterover vallen met mijn hoofd in de kussens. Mijn bruine krullen liggen als een waaier om mijn hoofd heen. Ik vouw mijn handen in elkaar en staar naar het groengeschilderde plafond.

Hier lig ik dan. Een meisje van zestien, dat nog geen enkel stemgeluid kan produceren. Toen ik geboren werd, huilde ik niet, zoals normale baby’s. Mijn moeder raakte in paniek. Ik werd met spoed naar een andere afdeling in het ziekenhuis gebracht en onderzocht. Maar ze konden niets ongewoons vinden. Ik ademde normaal, er was niets mis met mijn hersenen, ik miste geen lichaamsdelen of zoiets. Maar nog steeds was er geen geluid uit mijn mondje gekomen. Ik lag gewoon rustig naar de artsen te kijken terwijl ze me van alle kanten bekeken.

Uiteindelijk trokken ze de conclusie dat ik volledig gezond was, maar dat er één ding miste of verkeerd was waardoor ik geen geluid kon maken. Mijn ouders keken het tot mijn derde jaar aan. Ze hoopten dat ik op een of andere magische wijze opeens kon praten, of in ieder geval een geluid kon produceren. Toen ik als kleuter nog steeds niet woordjes als ‘mamma’ en ‘pappa’ zei, werden de artsen op me los gelaten. Ik ben zo vaak onderzocht dat ik de tel ben kwijtgeraakt. Talloze operaties ben ik ondergaan. En alles zonder resultaat.

Na twee jaar, net voor mijn vijfde verjaardag, besloten mijn ouders dat ze het hele gebeuren zouden stopzetten. Het was het beste cadeau wat ze me hadden kunnen geven. Ik had het gevoel dat ik zo ongeveer in het ziekenhuis woonde, zo vaak was ik er. Later heb ik me nog weleens afgevraagd of het niet beter was geweest als ze door waren gegaan met onderzoeken, maar ja… Ik heb nu maar aangenomen dat mijn stembanden gewoon klote zijn.

 En vandaag had ik eindelijk de moed weer gevonden om in mijn eentje de straat op te gaan, om gewoon als alle andere meisjes van zestien te gaan shoppen. En prompt word ik uitgescholden, geslagen en getrapt. Dat zorgt er echt voor dat ik vaker de moed zal vinden om nog een keer ergens alleen heen te gaan.

Niet dat ik het niet gewend ben. Vroeger ging ik nog wel alleen de straat op. Als mensen me dan aanspraken en ik ze geen antwoord gaf, gebeurde precies hetzelfde als vandaag. Alleen toen probeerde ik het nog te verstoppen voor mijn ouders. Maar ze kwamen erachter en nu gaan ze eigenlijk altijd met me mee. Soms laten ze me alleen gaan, maar meestal word ik zo bang van die grote mensenmassa dat ik zo snel mogelijk weer naar huis ren.

‘Hailey! Kom je eten?’

Mijn vaders stem wekt me uit mijn gedachten. Ik schud mijn hoofd even om weer in het hier en nu te komen en sta dan op om naar beneden te gaan.

Na het eten ruim ik de tafel af. Ik heb de theedoek al gepakt om te helpen met de afwas, maar mijn moeder zegt dat het niet hoeft. Ik hang de theedoek weer op en speel nog even met Danny, tot hij naar bed moet. Mijn moeder wast hem en ik stop hem in bed.

‘Welterusten, kleintje,’ gebaar ik.

‘Lekke sape, Hai-ie,’ zegt hij met een slaperig stemmetje. Ik druk een kus op zijn voorhoofd. Langzaam vallen zijn ogen dicht. Ik draai me om, loop de kamer uit en doe zachtjes de deur dicht. Daarna loop ik de trap op naar mijn kamer. Ik zet wat muziek op en lig doelloos voor me uit te staren. Na een uur is de cd afgelopen. Ik haal hem uit de radio en stop hem terug in het hoesje. Ik zucht. Wat zal ik nu eens gaan doen?

Ik besluit om meneer Bryant een mailtje te sturen. Meneer Bryant is mijn leraar, degene die mijn ouders voor me hadden ingehuurd. Of eigenlijk is hij mijn ex-leraar. Hij is gespecialiseerd in gebarentaal en leerde me een redelijk nieuwe gebarentaal, die in heel de wereld bekend is. Ik ging nooit naar school, maar zat met meneer Bryant in onze studeerkamer over mijn studieboeken gebogen. Een jaar geleden heeft hij besloten dat ik de gebaren goed genoeg onder de knie had. Dat was een understatement, ik ‘sprak’ het zo goed dat het soms zelfs voor meneer Bryant te snel ging. Hij nam ontslag, maar ik heb nog regelmatig contact met hem. Wij hebben een goede band, wat nogal logisch is, als je bedenkt dat hij me tien jaar heeft lesgegeven.

Ik besef dat meneer Bryant eigenlijk mijn enige vriend is. Naast mijn ouders, mijn broertje en hem heb ik niemand. Stel je voor, mijn enige vriend is een gast van een jaar of zestig. Wat een zielig hoopje mens ben ik.

Maar goed, een mailtje naar meneer Bryant, dus. Ik klik mijn mail open. Mijn vingers vliegen over de toetsen.

Heey meneer Bryant,

Hoe is het met u? Bent u alweer over die griep heen? Ik hoop in ieder geval van wel.

Ik mailde eigenlijk om u te vertellen dat het weer is gebeurd. Deze keer is het niet zo erg als de vorige keer, nu alleen gelukkig mijn zij en gezicht. Maar dan nog... Ik snap het gewoon niet. Ik kan er niets aan doen. Wat doe ik verkeerd, meneer? Waarom haat iedereen mij?Soms weet ik niet meer wat ik nog doe op deze wereld.

Veel liefs,

Hailey

De cursor zweeft boven ‘verzenden’. Langzaam trek ik mijn hand terug, zonder te klikken. Ik slik de tranen weg en klap mijn laptop dicht. Ik sta op en loop de badkamer binnen. Vlug kleed ik me uit en ga ik onder de douche staan. De warme stralen lopen over mijn lichaam en vermengen met één zoute druppel, afkomstig van mijn oog. Meteen als ik het merk, verman ik mezelf. Niet huilen, Hailey. Niet huilen.

Ik draai de douche dicht, droog me snel af en doe mijn veel te grote slaapshirt aan. Dan loop ik naar beneden, waar mijn ouders een of ander programma kijken. Ik kijk even mee, maar al snel wens ik ze welterusten. Ik haal mijn potje melatonine uit de keuken en leg tien pilletjes onder mijn tong. Mijn hersenen maken dat stofje blijkbaar niet genoeg aan, waardoor ik heel slecht slaap. Ik moet het extra innemen, als ik in ieder geval een beetje fatsoenlijk wil slapen. Dus dan doen we dat maar.

Als de pilletjes zijn gesmolten, zet ik het potje terug en verdwijn ik naar boven. Snel poets ik mijn tanden en kam ik mijn golvende haar. Ik besluit om nog even naar Danny te kijken. Rustig ligt hij te slapen. Ik trek zijn deur weer dicht en loop mijn eigen kamer binnen. Mijn donkerblauwe gordijnen maken een ruisend geluid als ik ze dichttrek. Ik staar naar mijn bed en schraap de moed bijeen om erin te kruipen. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang als een felle pijn door mijn zij schiet als ik in bed stap. Ik zucht en laat de linkerkant van mijn hoofd op het kussen vallen. Mijn instinct zegt dat ik direct weer overeind moet vliegen, maar ik weet dat het dan alleen nog maar meer pijn gaat doen. Heel langzaam til ik mijn hoofd op van het kussen. Au au au au… Ik draai me voorzichtig op mijn andere zij en laat de niet-gehavende kant van mijn gezicht op het kussen zakken.

Ik kijk naar de muur tegenover me. Het is nog hartstikke vroeg, maar het kan me niet schelen. Ik wil ontsnappen aan de wereld. Ik wil in een diepe, droomloze slaap vallen. Geen dromen, die zijn soms nog erger dan de werkelijkheid. Gewoon alleen donker. Even helemaal niets.

Nog een halfuur staar ik zonder iets te zien voor me uit. Dan begint de melatonine te werken en voel ik me langzaam wegglijden. De pijn wordt even heel hevig, maar daarna zakt het weg. Ik laat mijn ingehouden adem ontsnappen en val in de armen van de slaap.

Nobody Hears MeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu