Met een blad voor zijn neus neemt Noah als laatste plaats aan onze tafel. Zijn bord ligt vol met kleine aardappeltjes en groenten. Rechts ervan staat een glas water en een schaaltje met een bruinige smurrie erin. Ik kijk naar mijn eigen bord, dat kleine stukjes groenten met penne in een rode saus bevat. Op Mary haar bord ligt hetzelfde.
'Serieus, ik waarschuw je nog maar een keer,' zegt Noah, met zijn wenkbrauwen opgetrokken. 'Je gaat dood als je dat eet.'
'Zo heet is het nou ook weer niet,' zucht Mary, terwijl ze achteloos met haar vork in een peultje prikt.
Hij haalt zijn schouders op en schudt langzaam zijn hoofd. 'Dan moet je het zelf maar weten, Hailey. Alvast gecondoleerd.'
Een beetje nerveus staar ik naar mijn eten. Als ik mijn tong zometeen wegbrand, sta ik compleet voor schut. Maar ik ga ook niet teruglopen om nieuw eten te halen. Dat zou nog erger zijn. Aarzelend prik ik met mijn vork in de kleine stukjes met saus overdekte groente. Een klein paars schijfje iets – aubergine? – blijft hangen aan een van de tanden.
'Kom op, het zal je heus niet vermoorden, hoor,' zegt Mary lachend.
Vluchtig kijk ik op. Een blos komt op, dus ik sla snel mijn blik weer neer. Met een klein, verontschuldigend glimlachje om mijn mond, maar met paniek en schaamte fladderend in mijn borst, schuif ik voorzichtig wat van mijn avondeten op mijn vork. Noah zet grote ogen op als ik mijn vork omhoog breng en mijn lippen er omheen sluit, alsof hij niet kan geloven dat ik het ook daadwerkelijk opeet. Alsof hij van me verwacht dat ik ieder moment dood kan neervallen.
Na een paar keer kauwen slik ik het langzaam door. Vanuit mijn ooghoek schiet mijn blik naar Noah en Mary. Een beetje ongemakkelijk onder de gespannen blik van Noah en de geamuseerde van Mary leg ik mijn bestek neer en beweeg mijn handen.
'Zo scherp is het nou toch ook weer niet?'
Verbaasd spert Noah zijn ogen open. Zijn mond zakt nog net niet open. 'Hè? Hebben ze de sambal er deze keer uit gelaten of zo?' Zijn hand schiet uit, en voor ik het weet, heeft hij een beetje met zijn vork opgeschept. Met zijn wenkbrauwen diep gefronst, als in opperste concentratie, stopt hij het in zijn mond. Het voedsel heeft nauwelijks zijn tong geraakt, als zijn ogen zo groot als schoteltjes worden. Zo snel mogelijk slikt hij het door. Meteen daarna grijpt hij zijn glas en klokt hij zijn water naar binnen.
'Alle creepers nog aan toe,' stoot hij uit zodra hij zijn lege glas laat zakken en zijn keel blijkbaar niet meer in brand staat.
Enigszins geschokt staar ik hem aan, maar Mary kijkt hem alleen maar spottend aan, terwijl ze alle moeite moet doen om in lachen uit te barsten. 'Je bent gewoon niks gewend, jij,' zegt ze. 'Thuis iedere avond aardappelen-vlees-groenten, zeker? Lekker standaard Nederlands?'
'Houd je kop,' mompelt Noah als antwoord.
Grijnzend richt Mary zich tot mij. 'Ik neem aan dat hij niet echt iets aardigs zei?'
Ik vraag me af of ik antwoord moet geven, maar Mary knipoogt al en mept Noah een paar keer op zijn rug. 'Niet doodgaan, hè, mooiboy. Ik heb je nog nodig om mijn laptop te fiksen.'
'O, wauw.' Verontwaardigd draait hij zijn hoofd naar haar toe. Zijn half verbrande tong lijkt hij vergeten te zijn. 'Dus nu ben ik alleen nog maar goed voor klusjesman?'
'Natuurlijk, dat weet je toch.'
'Dank je vriendelijk,' is zijn antwoord.
'Ik ook van jou, lieverd.' Mary haalt speels haar hand door zijn rode, piekerige haar.
Stil sla ik het gesprek tussen de twee gade. Zodra ze zich allebei op hun eten hebben gericht, breng ik mijn vork weer naar mijn mond, maar ik krijg geen hap door mijn keel. Schichtig schiet mijn blik in het rond. De kantine zit stampvol. Overal wordt er hard gepraat en uitbundig gelachen; er is toch niemand die last kan hebben van het lawaai. Ons tafeltje lijkt een oase van stilte in het gestage geruis om ons heen.
Mijn ogen scannen de mensen, mijn blik dwaalt van de een naar de ander. Een paar tafels rechts van ons zit een groepje meiden over een telefoon heen gebogen. Giechelend laat een van hen haar vingers over het scherm gaan, en na een paar seconden barsten ze allemaal los in een golf van gelach en snelle gebaren. Ik vang iets op over een jongen en hoe schattig zijn laatste berichtje wel niet was.
Ik trek mijn wenkbrauwen lichtjes op. Intussen komen er flarden van andere gesprekken mijn gehoor binnen. Ik verplaats mijn blik naar een groepje jongens. Met hun hoofden dicht bij elkaar en duidelijke lipbewegingen bespreken ze een of andere game. Een stukje naast hen zit een klein meisje helemaal alleen met haar eten. Haar ogen lichten echter op als er een magere jongen van ongeveer dezelfde leeftijd verlegen naar haar toe loopt. Even later zitten ze gezellig samen te praten.
Ik trek mijn mondhoeken een beetje op in een glimlach, maar hij bereikt mijn ogen niet. Mijn blik laat ik weer verder wandelen over de massa kinderen. Een drietal jongens valt me op. Twee van hen zijn verwikkeld in een hevige discussie, de andere zit er een beetje eenzaam naast. Zijn rug is krom gebogen en zijn schouders hangen. De capuchon van zijn vest is half over zijn hoofd heen getrokken.
Plotseling draait de jongen zijn hoofd een kwartslag en kijkt hij de kantine rond. Zijn blik vangt de mijne. Met diep gefronste wenkbrauwen kijkt hij me aan, alsof hij wil vragen waarom ik in godsnaam hem en zijn vrienden afluister.
Ik voel een blos opkomen en sla mijn blik snel neer. Onrust nestelt zich in mijn borst. O god o god o god hij keek naar me... Ik heb geen flauw idee wat ik moet doen. Afluisteren is slecht, dat weet ik ook wel. Maar als je zelf minder spreekt, kan je meer horen. Als je meer kan horen, ga je ook meer luisteren. Door meer te luisteren kom je meer te weten.
En die extra kennis wordt me af en toe gewoon zo veel, en dat maakt me soms zo verdrietig, en een persoon die ik helemaal niet wil zijn.
Het getik van ijzer tegen steen laat me opschrikken. Met een tevreden zucht legt Mary haar bestek neer. Vlug kijk ik omlaag naar mijn eigen bord, dat nog bijna voor de helft vol ligt. Onzekerheid knijpt mijn keel dicht, maar toch worstel ik het eten mijn maag in. Noah kijkt me met enigszins verbaasd opgetrokken wenkbrauwen aan als ik de laatste hap heb doorgeslikt.
'Jullie smaakpapillen zijn gewoon dood,' zegt hij langzaam. 'Allemaal weggebrand.'
'Het zal, mooiboy.'
Een paar uur later sluit ik voorzichtig de deur achter mijn rug. Ik zie de sleutel in het sleutelgat steken en draai hem bijna angstvallig om, om hem vervolgens neer te leggen op het kastje naast de deuropening. Enkele ogenblikken geleden heb ik Mary welterusten gezegd, waarna zij glimlachend in haar eigen kamer verdween. Nu laat ik mijn rug tegen het hout van mijn deur leunen en sluit ik even mijn ogen. De spanningen van de hele dag hebben me uitgeput. Mijn verkrampte spieren beginnen eindelijk te ontspannen. Trillend van vermoeidheid zet ik me af tegen de deur. Wankelend vind ik de weg naar mijn bed. Een stuk angst maakt zich los van mijn lichaam en zweeft weg. De lege plek wordt opgevuld met een soort van opluchting.
Je hebt de eerste dag gehad, Hailey, spreek ik mezelf toe. Er is niks gebeurd. Alles gaat goed zo. Nu nog volhouden.

JE LEEST
Nobody Hears Me
General FictionIk ben zestien, en ik ben alleen. Begrepen word ik niet. Niemand hoort mij. Ik kan mensen niets vertellen. Ik kan niet praten. Er wordt op mij neergekeken door mensen die het niet weten, door degenen die denken dat ik alleen maar een arrogant en vre...