'Hé, hoe gaat het?' Een hand landt zacht op mijn schouder. Mijn blik schiet omhoog en ontmoet die van Kevin. Zijn wenkbrauwen staan lichtjes gefronst boven zijn blauwe ogen. Hij zal wel meegekregen hebben wat er gebeurd is gisteren.
'Het gaat prima,' antwoord ik. Er is niets bijzonders meer voorgevallen sinds gistermiddag. Zelfs het aantal starende blikken neemt al af.
'Zeker? Je hebt niets overgehouden aan... wat je dan ook had gisteren?'
Ik schud mijn hoofd.
Hij kijkt me een paar seconden te lang aan, wachtend op een uitgebreider antwoord. Zwijgend vragend wat er gisteren gebeurde. Als ik stil blijf en mijn handen op mijn schoot laat liggen, zegt hij: 'Ik neem aan dat je het er niet over wil hebben?'
Ik glimlach en knik instemmend. Laten we dat inderdaad maar niet doen.
'Oké dan,' zegt Kevin. 'Enig idee wat je vandaag wilde doen?'
'Ik dacht dat het gewoon zoals gisteren zou gaan? Cursussen, een beetje de anderen volgen?'
'Nee,' zegt hij met een glimlach. 'De eerste week begeleid ik jou, en de eerste week is altijd van alles wat, om overal een beetje van te proeven. Dus, wat wil je doen?'
Ik trek mijn wenkbrauwen even op en glimlach goedkeurend. Tenminste, ik hoop dat het er zo uitziet. Ik weet niet zo goed hoe ik verschillende glimlachjes moet trekken, naast de geforceerde die voor echt door kunnen gaan. 'Kies jij maar. Jij weet hier in ieder geval de interessante dingen te vinden, nietwaar?'
Hij knikt. In zijn ogen twinkelt vrolijkheid. Hoe kan iemand altijd zo'n goed humeur hebben? Kevin wacht even en trekt zijn hoofd een beetje scheef terwijl hij in gedachten verzonken is. 'Ik kan je de omgeving buiten laten zien?' zegt hij uiteindelijk. 'Daar zijn we vorige keer niet aan toegekomen, en het park hier is echt heel mooi. Misschien kan ik je ook nog de laatste hoekjes van het gebouw laten zien? Ik weet niet. Hoe klinkt het?'
Ik glimlach maar weer en sta op, ten teken dat we kunnen vertrekken.
Een uur later hebben Kevin en ik volgens mij de gehele vleugel van de slaapzalen uitgekamd. Ik heb de beste verstopplekken te zien gekregen, waar iedereen naartoe rent als de mensen hier hyper genoeg zijn om ouderwets en kinderachtig verstoppertje te spelen. Kevin heeft me het schoonmaakhok laten zien waar twee jaar geleden een stelletje is betrapt. Nog nagrijnzend lopen we weer richting de kantine. Hier heb ik alles wel gezien, dus we lopen meteen door naar de keuken. Deze keer leidt Kevin me er niet alleen naartoe, maar er ook echt doorheen. Hij stoot bijna een kar met vieze borden om, maar weet hem nog net recht te houden. Hij werpt een schaapachtige blik over zijn schouder naar mij toe terwijl hij de borden op de kar weer op een rechte stapel neerlegt.
'Goed,' zegt hij, bijna alsof hij het onderwerp wil veranderen, de aandacht af wil leiden van zijn actie. 'Dit is dus de plek waar de magie gebeurt. De tovenarij van het koken. Kan jij koken?'
Ik haal mijn schouders op. 'Een beetje. Jij?'
'Ik kan de basisdingen, daar houdt het wel zo ongeveer op. Ei, macaroni, aardappelen, dat soort dingen.'
In stilte dwalen een tijdje door de grote keuken. We lopen een vrouw tegen het lijf, die net haar schort aan de kant legt. Kevin stelt me aan haar voor, maar over meer dan koetjes en kalfjes gaat het gesprek niet. Uiteindelijk vertelt de vrouw dat haar dienst erop zit en dat haar zoontje op haar zit te wachten thuis, dus zeggen we haar gedag en maken we ons rondje door de keuken af.
Nadat we weer in de kantine beland zijn, lopen we meteen door naar de grote deuren die naar buiten leiden. De rode kozijnen weerkaatsen het zonlicht. Eenmaal buiten moet ik even aan de felheid ervan wennen. Zodra ik mijn zicht weer terug heb, gaat Kevin me voor over het enorme grasveld dat om het gebouw heen ligt. Rechts van me zie ik een plek waar het gras deels geelbruin is, met er middenin een cirkel met kiezelstenen.
'Daar hebben we soms een kampvuur,' zegt Kevin, als hij me ziet kijken. 'Heel gezellig, met marshmallows en alles. Behalve de gebruikelijke gitaar en de liedjes natuurlijk, want, nou ja, dat gaat hier een beetje lastig.' We grijnzen allebei, en lopen dan weer verder. De rand van het grasveld gaat vloeiend over in de rij van bomen. Een pad van twee auto's breed loopt er dwars doorheen. Het ziet er vlekkerig uit door de straaltjes zonlicht die door het bladerdek heen dringen.
'Leidt dit ook nog ergens naartoe?' vraag ik, na we een tijdje in stilte hebben gelopen.
'Rust. Als je ervan houdt om door een bos heen te lopen, tenminste.' Ik rol glimlachend met mijn ogen, en dan gaat Kevin verder. 'Niet echt, nee. Gewoon een wandelpad door een stuk bos heen. Waarom zou alles altijd ergens heen moeten leiden?'
'Dat zei ik niet.'
'Weet ik, geen zorgen.' Kevin laat zijn ogen over de planten om ons heen dwalen. Een kleine grijns verschijnt op zijn gezicht. Zijn vinger wijst naar een oude boomstronk, een meter of twintig van het pad af. 'Weet je dat stelletje nog, van de schoonmaakkast? Dit was 'hun' plekje. Als er ook maar een beetje zon was, ging er geen dag voorbij zonder dat iemand ze daar zag zitten. Eerst stond er nog een flink aantal bosjes voor, maar uiteindelijk heeft de directie besloten om die weg te halen. Er werd als reden gegeven dat de bosjes besmet waren met een of andere bacterie, maar iedereen wist dat ze gekapt werden om het stel in de gaten te houden, zodat er geen rare dingen zouden gebeuren.'
'Ze klinken nogal klef.'
'Dat zou je kunnen zeggen, ja,' lachte hij.
'Ligt het aan mij, of begint het donker te worden?'
Ik schrik op uit mijn gedachten. Het valt me op dat de vogels, waar ik eerst naar luisterde, gestopt zijn met fluiten. Alleen een merel laat voor de laatste keer een schrille piep horen, voor zij ook stil is.
Ik leg mijn hoofd in mijn nek om omhoog te kunnen kijken. Tussen de bladeren door ziet de hemel er donkergrijs uit, bedekt met wolken. Als ik mijn blik weer laat zakken, zijn de gouden vlekken van de zon op het pad verdwenen. Ook Kevins horloge reflecteert de stralen niet als hij zijn hand ophoudt. 'Regen,' mompelt hij. 'Kom, laten we gaan, voor we doorweekt raken.'
Het maakt niet uit hoe snel we lopen, de druppels vallen al op ons neer. Het gebouw van 'Silent Meadow' is in zicht, maar we moeten nog steeds het gigantische grasveld over. Kevin vloekt binnensmonds. Ik adem even diep in en uit, de geur van de regen opsnuivend, en trek hem vervolgens aan zijn mouw. Tegelijkertijd beginnen we te rennen.
De regen klatert op ons neer zodra we onder de bomen vandaan zijn. Ik lach en zet mijn beenspieren tot nog meer aan. Kevin loopt een paar stappen voor mij. Zijn conditie is een stuk beter dan die van mij, zijn spieren beter getraind, maar dit eind rennen houd ik nog wel vol.
Buiten adem ren ik een deur door, een paar seconden na Kevin. We staan in een gang die ik niet meteen kan plaatsen. Zacht hijgend draait Kevin zich naar me toe. 'Sorry daarvoor, die had ik niet aan zien komen.'
Ik lach alleen maar naar hem, nog steeds op zoek naar voldoende lucht, en even later lacht hij mee. Hij schudt zijn hoofd hevig, zodat er wat waterdruppels uit vallen. 'Kom,' zegt hij, 'laten we ergens heen gaan waar het wat warmer is, zodat je op kunt drogen.'
'De algemene kamer?' stel ik voor. Ik herinner me de grote haard die in een van de muren daar gebouwd was.
'De bieb, bedoel je? Ja, goed idee.' Bieb, bibliotheek, algemene kamer, wat voor naam die ruimte ook mag hebben hier. Bieb is echter wel het makkelijkst om te gebruiken. Goed, bieb dan. 'Op naar de bieb. Maar eerst droge kleding.'

JE LEEST
Nobody Hears Me
General FictionIk ben zestien, en ik ben alleen. Begrepen word ik niet. Niemand hoort mij. Ik kan mensen niets vertellen. Ik kan niet praten. Er wordt op mij neergekeken door mensen die het niet weten, door degenen die denken dat ik alleen maar een arrogant en vre...