Hoofdstuk 29

304 26 2
                                    

Al mijn spullen staan weer netjes uitgestald op hun plek en ik ben weer gaan zitten aan de picknicktafel. Achteraf gezien had ik beter met mijn rug naar de baan kunnen gaan zitten; mijn ogen worden er constant naar getrokken. Mijn laptop staat voor me, maar mijn blik blijft steeds afdwalen naar Milo, die op de baan aan het oefenen is voor vanmiddag. Het geluid van zijn voeten op het gravel, het ritmische geluid van de ballen die hij slaat, klinkt vertrouwd. Toch lijkt er vandaag iets anders aan hem. Zijn slagen zijn niet zo krachtig als normaal, zijn bewegingen net iets minder scherp.

Mijn vingers zweven boven het toetsenbord, maar ik krijg niet veel gedaan. Het blijft keer op keer gebeuren dat ik mijn werk gewoon niet af krijg terwijl Milo in mijn buurt is. Een grotere afleiding bestaat niet, en ik weet niet waarom ik toch maar bij hem blijf zitten als ik aan het werk moet. Na een tijdje probeer ik er niet meer tegen te vechten en leg ik mijn werk opzij. Gisteravond begon het zo plots te stortregenen, daalden de temperaturen als een razende en voor even was ik bang dat dit alweer het einde van de hollandse zomer zou betekenen. Maar toen ik vanmorgen een goude strook met licht over Milo's wang zag strijken toen ik wakker werd, wist ik dat ik me daar geen zorgen over hoefde te maken.

Hij stopt even, gooit zijn racket een beetje gefrustreerd naast zich neer en pakt zijn fles water die langs het hek staat op, neemt er vervolgens een paar slokken uit en zet dan het leeggedronken flesje weer terug. Dan kijkt hij even mijn kant op, en terwijl onze blikken elkaar kruisen zie ik een glimp van de vermoeidheid in zijn ogen. Hij glimlacht naar me, en ondanks alles wat ik wil zeggen, kan ik niet anders dan terug glimlachen. Gisteravond bleef hij maar praten over vandaag, en het werd me al snel duidelijk dat hij zenuwachtig is. Al zou hij dat nooit zelf toe durven geven.

Na een laatste slag komt hij dan eindelijk de baan af. Hij loopt in mijn richting, zijn ademhaling is zwaar en zijn passen langzamer dan normaal. Wanneer hij naast me neerploft zie ik hoe hij even zijn ogen sluit en diep ademhaalt. Ik zucht en buig naar rechts, waar ik een nieuw flesje water voor hem uit de tas pak en die voor hem op tafel zet. "Je ziet er moe uit." Zeg ik. Mijn hand leg ik op zijn schouder en wrijf vanuit daar zachtjes over zijn rug. Milo opent zijn ogen en kijkt me met lichtjes opgetrokken mondhoeken aan. "Nee ik- ik moet nog even door." Zegt hij, nog altijd buitenadem. Ik kijk hem aan, zie hoe zijn schouders zakken, hoe hij zijn racket weer strak beetpakt maar ik zie aan zijn vingers dat het hem moeite kost. "Miel..." Begin ik, en strijk mijn vingers door zijn haar. "Neem nou even pauze. Als je zo doorgaat kan je straks niet alles geven." Hij schudt koppig zijn hoofd, maar ergens in zijn ogen is de twijfeling te zien. "Maar ik moet nog oefenen, m'n backhand lukt steeds niet goed genoeg." Het is bijna grappig om te horen hoe graag hij alles perfect wilt doen, maar dat gaat niet. Zeker niet als je al zo lang bezig bent.

"Blijf gewoon even hier." Zeg ik. Milo's blik dwaalt af naar de baan, alsof hij ieder moment op wilt staan en verder wilt trainen. Maar toch beweegt hij niet. "Ik moet het beter doen, Matt." Zegt hij. "Als ik nu stop...-" "Je bent al de hele ochtend bezig. Kom gewoon even zitten. Vijf minuutjes." Onderbreek ik hem, een beetje frustratie is te horen in mijn stem. Waarom vecht hij er nou zo tegen? Hij kijkt me even een tijdje aan. Toch, langzaam, geeft hij toe. Hij zakt wat in en laat zichzelf voorzichtig mijn kant op leunen, waarna ik hem tegen me aan trek. Zijn hoofd belandt op mijn schouder terwijl mijn vingers nog steeds door zijn haar glijden.

"Hoelaat moet je nou spelen?" Vraag ik dan. Alle tijden van wedstrijden begin ik compleet door de war te raken. De dagen ben ik kwijt, hoe laat het is moet je al helemaal niet vragen. Het einde van het toernooi is in zicht, wat betekent dat ik ook niet meer de volle 100% kan geven. "Euh, twee uur. En om zeven." Antwoordt hij, zijn stem al een stuk rustiger als eerst en zijn ademhaling wat meer beheerst. Ik pak mijn telefoon uit mijn broekzak en check de tijd. Nog drie uurtjes. Ik glimlach en verstevig even mijn grip. Mijn werk kan ik nog even uitstellen, zolang ik hem maar in mijn armen heb heb ik een goede reden om het nog lang niet af te hebben.

Match PointWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu