Hoofdstuk 10

19 2 0
                                    

"Mike! Gooi die hamer eens!", schreeuwt Blaz. Ik lach me kapot. Overal liggen pinnen en lappen tent over de grond, het lijkt wel of niemand weet hoe hij een tent moet opzetten. Ik zit met Carma uien te snijden. "Ik dacht dat wolven wel een beetje kampeer skills zouden hebben", merkt Carma op. "Eigenlijk wel, hè!", antwoord ik. "Ach ja, laat ze maar klungelen, het komt vast wel goed". We zitten op een klein open veldje in het bos. We worden omringd door hoge bomen, bedekt met sneeuw. De kou snijdt door mijn handen en de ui is half bevroren, maar dat boeit me niks. We hebben nog geen kampvuurtje gemaakt. Ik vraag me af waar Alec blijft, hij weet waarschijnlijk wel hoe hij een tent moet opzetten. Hij zei ongeveer een uur geleden dat hij wat hout zou gaan halen. "Shit!" roept Carma kwaad. Ik kijk naar haar bebloede vinger. Gauw lekt ze het bloed eraf en na een paar seconden is het sneetje alweer verdwenen. Ook weer een voordeel aan wolf zijn, we genezen ontzettend snel en zijn nooit ziek. Als ik me weer omdraai staat de tent ineens op. Alec staat er met een tevreden glimlachje naast. Hij knipoogt naar me en geeft iedereen taken voor de volgende tent. Ik concentreer me weer op mijn ui. "Lynn! Kom eens!" roept hij als iedereen aan het werk is."Sorry, de baas roept me", knipoog ik naar Carma en ik sta op. Mijn broek is helemaal nat van de sneeuw en ik heb ijskoude voeten, maar zelfs dat verpest mijn humeur niet, dit is ons eerste uitje als mens. Ik zak steeds door de sneeuw en het lijkt wel uren te duren voordat ik bij Alec aankom. "Wat is?",vraag ik als ik er eenmaal ben. "Heb je zin om te jagen?", vraagt hij grijnzend aan me. Het duurt even tot het tot me doordringt. Hij vraagt of ik met hem wil gaan jagen. "En dit groepje stuntelingen achterlaten met de tenten en alles?"vraag ik terug. Hij knikt. "Oké, is goed", zeg ik lachend. "Blijf hier, ik ga even zorgen dat iedereen iets te doen heeft", zegt hij en hij loopt weg. Ik pak mijn wanten uit mijn jaszak en doe ze aan. Mijn handen worden meteen wat warmer. Dit wordt de eerste keer dat ik met hem alleen ga jagen. De eerste keer dat alleen wij wolf zijn. Ik weet niet eens welke dieren hier leven. We zijn weg bij Riverclosed, weg bij ons territorium. Ik zie dat Mike, Jess en Lowe takken gaan verzamelen terwijl Blaz de tenten opzet. Carma en Rena zitten te koken bij onze toekomstige vuurplaats. Alec komt weer naar me toe gerend."Let's go!", roept hij enthousiast. Ik lach en volg hem. We rennen een stukje door het bos, om zo ver mogelijk bij ons kamp vandaan te gaan. Het zou namelijk kunnen dat we als wolf een van onze roedelleden doden als ze mens zijn. Alec rent een stuk voor me uit. Ik word moe en hijgend laat ik me tegen een boom aanvallen. Ik ben niet zo snel als hij is. Lachend rent hij een stukje terug."Sorry, ik was vergeten dat jij een stukje kracht mist". Hij laat zich naast me op de grond zakken. "Waar ben je eigenlijk van plan naartoe te gaan?", vraag ik nieuwsgierig. "Dat zie je nog wel", antwoordt hij. Zijn prachtige groene ogen kijken me plagend aan. Hij staat op en reikt me een hand uit. Kreunend pak ik zijn hand aan en laat ik me optrekken. "Is het nog ver?" vraag ik moe. "Voor mij wel, voor jou niet", zegt hij. Net als ik wil vragen wat hij bedoelt tilt hij me op en begint hij te rennen. "Alec!" gil ik "Wat doe je! Zet me neer!".Geamusseerd kijkt hij toe hoe ik me aan hem vastklamp. Na een tijdje geef ik het op met me los proberen te maken, hij is toch te sterk. Hij lijkt niet eens moe te worden. Hij lacht en kijkt hoe ik zucht. "Ah! Ik haat je!", zeg ik half lief bedoeld. "Nee, dat doe je niet", antwoordt hij. "Nee, dat klopt, ik kan je niet haten omdat je me optilt en helemaal naar Pakistan rent omdat ik te moe ben", ik lach. Als we bij een groot meer aankomen zet hij me neer. Ik wankel even op de grond, maar hij vangt me alweer op. "Zo, spiderman" zeg ik. "Waar gaan we nu naartoe?". Hij wacht heel even en draait zijn hoofd dan naar het meer. "Naar de overkant", zegt hij droog. Het moet niet gekker worden. "Welke plek is in godsnaam nou zo belangrijk dat we een compleet meer overlopen?", maar ik wacht niet op een antwoord en loop naar de zijkant van het meer. Het wateroppervlakte is bedekt met een laag ijs en honderden ijskristalletjes glinsteren onder de zon. Alec komt naast me staan. Zou het ijs sterk genoeg zijn? Voorzichtig duw ik met mijn voet op het ijs. Het lijkt stevig. Ik kijk Alec even aan en stap dan op het ijs. Er gebeurt niks. Alec stapt nu ook op het ijs en ik hoor een zachte kraak, maar voor de rest gaat alles goed. "Vertrouw je me?", vraagt hij aan me. "Als je me maar niet meer optilt denk ik dat ik je wel vertrouw, ja", antwoord ik serieus. Hij komt wat dichter naar me toe en pakt me van achteren vast. Voorzichtig begin ik te lopen, maar bij de tweede pas ga ik al onderuit, ik gil het uit. Alec vangt me op met zijn stevige armen. Lachend tilt hij me recht. "Goed begin", lach ik naar hem. Als ik weer stevig op de grond sta waag ik een tweede poging. Dit keer gaat het beter. Ik blijf me concentreren, maar kan het niet laten om even om me heen te kijken als we op de helft van het meer zijn. Ik grijns. We staan nu officieel op een meer.


WinterkouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu