Hoofdstuk 7

20 3 0
                                    

Ik open mijn ogen en kijk rond. Met mijn blote arm leun ik op de besneeuwde grond. Ik grinnik in mezelf, ik ben weer mens. Ik sta op en veeg wat sneeuw van mijn arm af. Ik pak het vestje dat om mijn middel geknoopt zit en trek het aan. Een paar tellen later merk ik pas dat de rest om me heen staat.

De hele roedel is weer veranderd naar menselijke vorm. Ik hoor Blaz zachtjes mompelen als hij uit een doornstruikje klimt. Ik lach in mezelf, geen idee hoe hij daar is gekomen. Iedereen staat langzaam op, maar ik blijf nog even zitten, ik vind het wel lekker zo in de zon. Mike roept mijn naam en met tegenzin sta ik ook op. Een koude rilling schiet over mijn rug als ik weer de schaduw in loop, ik wrijf met mijn handen over mijn mouwen en probeer te stoppen met klappertanden. Wie doet er nou ook zo'n dun vestje aan midden in de winter?

Een beetje kwaad op mezelf probeer ik de rest in te halen. Ineens strijkt er een zachte stof over mijn schouder, geschrokken kijk ik om. Alec staat achter me met een grote grijns op zijn gezicht. Hij heeft zijn vest om mijn schouder heen geslagen. 'Dankje', zeg ik zachtjes tegen hem. Ik steek mijn handen door de grote mouwen en rits het vest dicht.

'Hij staat je schattig', grinnikt hij naar me. Ik kijk omlaag en zie hoe de grote slobber trui over mijn skinny jeans hangt.

'Kom hier', zucht hij en hij pakt mijn arm vast. Ik laat hem me naar hem toe trekken. Ik kom vlak naast hem lopen en verstrengel mijn hand in de zijne.

Ineens schiet me iets te binnen.

'Alec? Heb jij eigenlijk altijd onze beelden kunnen zien, als alfa bedoel ik dan?', vraag ik hem. Paniekerig denk ik terug aan het zwakke beeld dat ik door kreeg van Rena. Hij moet lachen en verstopt zijn vrije hand in de zak van zijn broek.

'Ja', antwoordt hij simpel. Uitdagend kijkt hij me aan. Ik kleur langzaam rood. Dat betekent dus dat hij ook mijn beelden kon lezen, alle beelden die Carma en ik over hem hadden uitgewisseld. Alle beelden waarin we zeiden hoe knap we hem vonden, alle beelden waarin we het hadden over hem. Een vlaag paniek kruipt door me heen. 'En ik vond die van jou altijd het liefste', hij knijpt zachtjes in mijn hand.

'Dat had je ons best wel mogen zeggen hoor, dat je alles gewoon kon zien', mompel ik voor me uit.

'Nee', hij schudt zijn hoofd. 'Dan zouden jullie niks meer met elkaar delen wat ik niet mag weten, op deze manier weet ik wat jullie van me vinden en hoe ik jullie tevreden houd. Daarom is het ook belangrijk dat jij ook doet alsof je niks hoort, Lynn', zegt hij. Ineens dringt het tot me door, ik kan nu horen wat iedereen denkt en weet of voor ons verbergt, terwijl zij dat niet weten.

Ik kijk hem aan, een laag vermoeidheid bedekt zijn gezicht. De alfa had altijd groot en sterk en veilig uitgezien voor mij. Maar nu ik naar hem kijk besef ik dat hij ook maar een levend wezen is. Het leven als alfa is zwaar, ik had daar nooit echt aan gedacht.

We zijn aangekomen bij de grote weg. Zon is inmiddels doorgebroken en er is niks meer te zien van de donkere nacht.

'Ik denk dat het tijd is om te gaan', zegt Alec tegen iedereen.

'Ik zie jullie allemaal op school', zijn stem heeft een strenge ondertoon. Blaz, Lowe, Jess en Rena mompelen een vaarwel en lopen dan richting huis.

'Gaan wij ook, Lynn?', vraagt iemand. Mike kijkt me een beetje ongeduldig aan. 'Ja, is goed, ik kom zo, wacht heel even', zeg ik terug. Ik draai me om en kijk naar Alec.

'Ik zie je straks op school wel', zegt hij terwijl hij me langzaam loslaat. Ik glimlach naar hem en loop dan naar Mike en Carma.

'Hé, is het goed als ik met jou mee kom, Lynn? Ik heb geen zin om nu nog naar huis te gaan', vraagt Carma. Ze kijkt me hoopvol aan. Ik zucht.

WinterkouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu