Hoofdstuk 3

19 4 0
                                    

Wolf, de kou van de winter en het gehuil van anderen. Ik probeer terug te huilen, maar het gaat niet. Ik schreeuw en piep, maar niemand hoort me. Ik zit vast in de kou. Mijn vacht kan de wind niet meer aan. Ik zak in elkaar en leg mijn snuit op de grond. Ik zie een aantal andere wolven naderen. Ze schreeuwen naar me, maar kunnen me niet bereiken. Ik voel alleen maar pijn. Pijn, pijn, p...

Pijn, alles doet pijn en voelt zwaar. Ik slik en merk hoe droog mijn keel aanvoelt. Ik probeer mijn ogen open te doen, maar ik voel me moe.

Ik voel hoe twee armen me vast hebben en dat ik zachtjes op en neer ga, of nee, wacht, ik wordt gedragen. Mijn ogen schieten op en moeten even wennen aan het felle licht. Ik kreun en probeer mijn hoofd op te tillen. Een scheut pijn schiet door mijn hoofd en ik jammer zachtjes.

'Lynn?', hoor ik iemand bezorgd vragen. Ik wil antwoorden, maar mijn keel voelt te droog aan. Mijn ogen kijken naar de kant waar het geluid vandaan komt. En dan ontmoet ik zijn ogen. Ik knipper en kijk recht in zijn diep groene ogen.

'Hé', hoor ik hem zachtjes fluisteren. Hij geeft een kus op mijn hoofd. Moe, op de een of andere manier lukte het me om het beeld door te sturen. Hij kijkt me aan. Ik ontspan en merk hoe zijn grip geen moment zwakker wordt. Hij houdt me stevig tegen hem aan en wiegt me zachtjes op en neer. Ik voel de duisternis weer terugkeren en ik heb geen idee wat er is gebeurd. Maar voor ik het kan vragen trekt het donker weer aan me en mijn ogen vallen weer dicht.

De andere wolven staan om me heen, ze sniffelen en piepen zachtjes. Ik wil antwoorden maar het gaat niet. Niemand kan me horen. Ik hoor mezelf ook niet. Ik voel alleen de koude sneeuw onder me en het bonken van mijn hoofd. Een mooie donkergrijze wolf stapt naar voren. Hij kijkt me aan. Hij legt zich naast me neer en probeert me te bereiken maar het lukt hem niet. Ik zak weg...

Ik voel een hand strelen over mijn been. Ik hoor mijn hartslag in mijn hoofd, maar ik heb geen pijn. Ik voel me duizelig en futloos. Alles is zo moe. Ik haal een keer diep adem en kreun als ik probeer mijn nek te strekken. De hand gaat van mijn been af en strijkt langs mijn wang. Een explosie aan warme tintelingetjes borrelt op onder de aanraking. Ik geniet eventjes en zucht. Een duim strijkt over mijn vingers en ik open mijn ogen. Ik zie een jongen naast me, ik zit op zijn schoot en hij heeft me stevig vast. Zijn vrije hand streelt over mijn vingers. Zijn ogen vinden de mijne, en ik weet al wie het is. Diepgroene ogen. Alec.

Ik voel me een stuk lichter en kom langzaam overeind.

'Lynn', zucht hij. Ik hoor geristel achter me en kijk om. Daar zit een jongen in een stoel tegenover ons. Zijn donkere ogen doorboren de mijne. Blaz.

Hij glimlacht een beetje en ik wendt me weer tot Alec. Ik rek me uit en kreun zachtjes.

'Alec', zeg ik aarzelend, 'Wat is gebeurd?'. Alec zucht en haalt een hand onder mijn rug vandaan, aangezien ik zelf weer kan zitten.

'Een jongen in de kantine viel ons aan, je werd opzij geduwd en je stootte je hoofd tegen de rails. Toen verloor bewustzijn. Je hebt vier hechtingen in je hoofd, omdat je een hoofdwond had'. De laatste zin kreeg Alec er nauwelijks uit. Ik had de alfa nog nooit zo kwetsbaar gezien.

'Volgens mij herinner ik het me weer', zeg ik zachtjes.

Er staat een grote grijns op het gezicht van Blaz.

'Oh man, ik ben zo blij dat jullie eindelijk bij elkaar zijn!', grinnikt Blaz. Alec laat zijn kin rusten op mijn hoofd en kijkt Blaz aan. Hij lacht.

Ik voel me eigenlijk alweer goed. Ook weer een wolvending. We genezen ontzettend snel. Ik ben de enige die echt gewond kan raken. Dat hoort bij mijn rol in de roedel. Ik hou de roedel alert, omdat ze de hele tijd op mij moeten passen. Ik ben kwetsbaar. Nog kwetsbaarder dan een normaal mens. Maar toch genees ik weer heel snel.

Ik knik naar de twee jongens om ze te laten weten dat we kunnen gaan. We staan op en vertrekken.

Tijd om naar huis te gaan.


WinterkouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu