Hoofdstuk 19

467 28 4
                                    

Samuel

Ik loop de kapperszaak uit, samen met Loïs. Ik haal mijn hand door mijn korte haren. Wat voelt dit toch weer heerlijk. Ik werd helemaal gestoord van die lange haren in m'n nek. 'Beter?' vraag ik aan Loïs. 'Beter,' bevestigt ze. Ik knik tevreden. 'Wat nu?' vraagt ze dan. Ik vlecht mijn vingers ineen met de hare. We staan midden op straat. Het is aardig druk in Amsterdam vandaag. Niet gek, het is heerlijk weer voor eind November. Als ik erover nadenk, heb ik Loïs echt lang niet kunnen zien. Iets meer dan een maand niet. Ik haal mijn schouders op. 'Geen idee, maar het lijkt me duidelijk dat we niet hier blijven,' zeg ik. 'Nee, dat lijkt mij ook niet.' Ik zucht en kijk rond. Dan valt me iets op. Er staan 2 meisjes verscholen achter een geparkeerde auto, met hun mobiel onze richting op. Fans, hoogstwaarschijnlijk. Als ze zien dat ik hen heb opgemerkt bergen ze snel hun telefoons op en hobbelen weg. 'Kom, let's get out of here.' Ik trek Loïs mee.

Eenmaal bij de auto aangekomen houd ik de deur open voor Loïs en ze stapt in. Net als ik zelf ook wil instappen, voel ik een tikje op mijn schouder. Ik draai me om en sta recht tegenover Giovanni. 'Hey,' zegt hij. 'Eh, hoi,' zeg ik. Ik draai me om naar Loïs, die me vanuit de auto een beetje angstig aankijkt. Dan draai ik me weer terug. 'Waar gaan jullie heen?' vraagt Gio dan. 'Weten we nog niet.' Hij trekt zijn wenkbrauw op. 'Gewoon even weg van hier,' voeg ik eraan toe. Gio knikt. 'Maar even voor de duidelijkheid, ik mag dan goed bevriend zijn met Amber, maar ik sta volkomen achter jullie,' zegt hij. Verbaasd kijk ik hem aan. 'Echt?' vraag ik. 'Ja man. Liefde kun je niet tegenhouden, dat zou iedereen moeten begrijpen.' Ik glimlach naar hem en geef hem een klopje op zijn schouder. 'Dankjewel.' Hij lacht. 'No probs. Als je maar de juiste beslissing neemt hè,' zegt Gio. 'Ja ja, komt goed, echt.' Gio zet zijn hoed recht en zucht. 'Nou, dan houd ik jullie niet langer tegen. Ik hoor nog wel van je.' Ik knik kort. 'Bye.' Gio loopt weg en ik stap in. 'Wat zei hij allemaal?' vraagt Loïs meteen. 'Hij staat achter ons,' antwoord ik. 'Serieus?' Ik schenk Loïs een glimlach. 'Ja, serieus.' Ze zucht opgelucht. 'Ik dacht echt dat hij een of andere preek zou gaan geven voor Amber of zo.' 'Ja dat dacht ik eerst ook, maar goed.' Ik steek de autosleutel in het stopcontact. 'Waar gaan we nou eigenlijk heen?' vraagt Loïs. 'Wherever you wanna go baby.' Ze giechelt. Ik leun naar haar toe en geef haar een kus op haar lippen. Dan rijd ik weg, nog niet wetend waarheen. Als ik maar met Loïs ben.

Loïs

'Ik heb misschien wel een idee,' zeg ik als ik na anderhalf uur nog steeds met Samuel in de auto zit. Hij kijkt even in de achteruitkijkspiegel maar draait zich dan naar mij. 'Tell me,' zegt hij. 'We kunnen naar Antwerpen,' stel ik voor. 'Antwerpen, hmmm...,' mompelt Sam. 'Dat is wel nog superlang rijden, vind je dat niet erg?' vraagt hij. Ik glimlach. 'Nee hoor.' Dan knikt hij kort. 'Oké dan, Antwerpen it is!' zegt hij. Ik lach en pak mijn mobiel erbij. 4 gemiste oproepen van Amber, en een van mijn moeder. Die belt nooit, dus er zal wel wat belangrijks zijn. 'Mag de radio wat zachter? Even mijn moeder bellen,' vraag ik. Samuel kijkt me wat verbaasd aan, maar draait dan toch de radio zachter. Ik zoek mijn moeders contact op en bel haar. Hij gaat drie keer over als ik mijn moeders ongeruste stem hoor. 'Loïs?' vraagt ze. 'Hoi mam, wat is er?' vraag ik meteen. 'Loïs waar hang jij uit?' Ik zucht en kijk wanhopig naar Samuel. Hij geeft me een bemoedigend kneepje in m'n knie. 'Ik ben voor een tijdje weg,' antwoord ik dan maar. 'Weg? Waarheen? En voor hoe lang is een tijdje?' 'Weet ik nog niet mam.' Ik hoor mijn moeder wat brabbelen aan de andere kant van de lijn. 'Ik weet dat je met die jongen bent, Loïs. Amber zit hier ook huilend aan de keukentafel,' zegt ze dan. Amber huilen? Omdat ik weg ben? Sure. 'Oh,' zeg ik maar. 'Doe niet zo onverschillig, we zijn allemaal hartstikke ongerust. Die jongen heeft echt niet het beste met je voor.' Ik adem boos in. 'Die jongen heet Samuel, en dat heeft hij wel. Doei mam,' zeg ik en dan hang ik op. 'Wat was er?' vraagt Samuel meteen. 'Die jongen heeft echt niet het beste met je voor,' citeer ik mijn moeder. Hij grinnikt. 'Komt wel goed schatje.'

Een lange autorit later komen we eindelijk aan in Antwerpen. 'Ben je al eens in Antwerpen geweest?' vraagt Samuel. 'Toen ik heel jong was, dus ik herinner me er niet veel van,' antwoord ik. Hij knikt. 'Ik pas nog, met Cassius. Je kunt er leuk lunchen,' zegt hij met een uitdagende blik. 'Dan moeten we dat maar eens gaan doen,' lach ik terug. 'Gaan we ook zeker doen. Zullen we eerst maar even een hotel zoeken?' vraagt hij. 'Oh ja, is goed.' We komen steeds dichterbij het centrum. Dan komen we een parkeerplaats tegen met nog één leeg plekje. Sam racet ernaartoe voordat iemand anders er kan gaan staan. 'Zo.' Hij pakt zijn mobiel en zoekt naar hotels in Antwerpen. 'Deze ziet er wel leuk uit toch?' Hij laat de site zien van Hotel Rubens. 'Ja, zeker!' 'Mooi. Het is geloof ik ook niet heel ver hier vandaan. We zetten even onze spullen daar neer, en dan gaan we lunchen, goed?' Ik knik en lach. We stappen uit, pakken onze spullen en lopen richting het hotel. Bij de receptie vragen we om een kleine tweepersoonskamer en meteen krijgen we een sleutel in onze handen gedrukt. We lopen door naar boven en komen bij onze kamer. Samuel steekt de sleutel in het slot en opent de deur. 'Oh, wat gezellig!' zeg ik. Het is een heel klein kamertje, maar groot genoeg voor met zijn tweetjes. Lekker knus. Samuel laat zijn weekendtas vallen op de grond en ik doe hetzelfde. Hij draait zich om naar mij. 'Die pak ik vanavond wel uit,' zegt hij. 'Ik ook,' zeg ik. Hij lacht. 'Eten dan maar?'

Whole Lotta Lovin'Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu