Hoofdstuk 7 - Officier Wolff

182 29 5
                                    

       

Hoofdstuk 7

20 november, 1943, de Duitse kazerne

De Duitse officier keek naar het stapeltje brieven dat het meisje bij zich had gehad. Hij had diep vanbinnen wel respect voor haar. Ze was helemaal alleen naar het spoor gekomen, had het risico om opgepakt te worden genegeerd, alleen om mensen te helpen. Hij wist ook wel dat het niet kon, en ze had de totaal verkeerde soort mensen willen helpen, maar toch, kon hij het niet helpen met haar mee te leven.

Zijn mannen hadden haar rond drie uur binnengebracht. Blijkbaar had ze de brieven die de Joden uit de trein gooiden, opgeraapt. Op haar gezicht zat een schram, waar hij haar met enige tegenzin een natte doek voor had gegeven. Hij had haar op een stoel neergezet, en toen ze daar zo zat, haar schouders opgetrokken en met trillende handen, viel het hem pas op hoe kwetsbaar ze was.

De hele middag had ze in de kazerne gezeten. Hij moest zeker weten dat ze in haar eentje opereerde, en niet in een team. Geweld wilde hij niet gebruiken, en dus had hij zijn toon zo dreigend mogelijk gemaakt en haar ondervraagd. Al snel was ze gezwicht en legde ze in gebrekkig Duits uit dat ze alleen maar had willen helpen en dat ze niet wist dat het verboden was.

Hij zuchtte. Het kind was nog jong, naïef. Ze wist niet dat sommige mensen haar hulp niet verdienen, zeker niet nu ze nog zo puur en kwetsbaar was. Zijn mond vertrok tot een grimas. Misschien had ze de inhoud wel gelezen, van die brieven. Misschien had ze nu wel een glimp opgevangen van die ratten, van hoe ze leefden. Het was goed dat ze haar hadden betrapt, anders was ze misschien wel één van hen geworden. Het was als een epidemie, zoals Hitler had gezegd, een epidemie die alleen zij konden stoppen.

Nee, hij had het juiste gedaan. Nu was het alleen nog zaak om van die brieven af te komen.

Hij riep een jonge soldaat bij zich.

'Verbrand deze brieven,' zei hij en duwde hem het stapeltje in zijn handen. 'Zorg dat er niets meer over is dan as, begrepen?'

De soldaat knikte. Zijn jonge gezicht stond vastberaden, alsof hij zelfs van een brug zou springen als zijn baas dat zou vragen.

'Heil Hitler,' voegde de officier eraan toe, en de soldaat volgde zijn voorbeeld.

Hij zuchtte en keek de soldaat na, die naar de haard liep en zonder twijfel de brieven in het vuur gooide. De brieven vatten al snel vlam. De wereld zou geen enkel merk meer hebben van dat uitschot, dacht hij voldaan. Hun laatste schreeuw was in rook opgegaan. Maar goed ook.

De jonge soldaat kwam weer terug.

'De brieven zijn verbrand,' meldde hij. De officier knikte even kort met zijn hoofd, waarna de soldaat zich omdraaide en weer op wacht ging staan.

Ze worden steeds jonger, dacht de officier. Hij had zich al meer dan eens zorgen gemaakt over zijn vijftienjarige zoon in Duitsland, die al meerdere malen vol hoop had gevraagd of hij niet met zijn vader mee kon.

Maar daar moest hij zich nu niet druk om maken. Hij had het probleem met de brieven goed opgelost; voortaan zou hij een mannetje bij het spoor zetten, voor het geval dat het meisje het opnieuw zou willen proberen.

A/N

Kijk eens wie er nog leeft! Juist, dat ben ik. Misschien dat jullie dachten dat ik al dood was, maar helaas. Ik kom jullie stalken met dit hoofdstuk. Doe het er maar mee.

Vergeet me nietWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu