Hoofdstuk 16: Pure machteloosheid

58 0 0
                                    

Ik liep nog altijd door het weiland heen. Nog nooit was ik zo ver gelopen. Ik kon niet te lang blijven doorlopen, want het begon al donker te worden en ik had eerlijk gezegd niet echt zin om door het donker hier te lopen. Terwijl ik liep schoten er verschrikkelijk veel vragen door mijn hoofd heen. Maar het bleven allemaal vragen. Ik kon ze niet beantwoorden. Natuurlijk wist ik dat mijn pa ongeneeslijke kanker had, maar het ging zo goed. Toch was hij nu al gestorven, waarom? De grootste vraag die mij beheerste was of ik terug moest gaan of niet. Het was mijn vader. Ik kon het niet maken om niet terug te gaan. Dat kon gewoon niet. Maar wat moest ik doen als ik thuis was. Ik wist zeker dat ik dan weer in dezelfde situatie terecht zou komen. Ik had mijn zus net al even gebeld. Ze gaf aan dat ze gesmst had omdat ze gewoon niet kon praten, het lukte gewoon niet. De begrafenis zou over drie dagen zijn. Woensdag. Ik wist het niet. De tranen stroomden nu wel geluidloos over mijn wangen. Een combinatie van verdriet, frustratie en schaamte. Zo was die huilbui het beste te verklaren. Ik begon weer aan te terugweg. Het was inmiddels al bijna half negen. Toen ik eenmaal bij het huis van Evelien aankwam, was het al negen uur. Haar ouders waren niet thuis, ze hadden een etentje. Evelien zat op de bank televisie te kijken. Het leek erop dat zij ook gehuild had. Ik vroeg me af waarom. Medeleven? 

'Wat ga je nu doen', vroeg ze, met een kleine trilling in haar stem.
'Ik moet sowieso naar huis gaan, maar ik weet niet wat ik daarna moet', zei ik. Terwijl ik dat zei stroomde er zo'n grote golf van machteloosheid door me heen, dat ik er moedeloos van werd. Ik liet me op de bank zakken, deed mijn handen achter mijn hoofd en staarde naar het plafond. Ik wist het echt niet. Wat moest ik nou doen?
'Kan ik iets voor je doen', vroeg Evelien. Ik schudde mijn hoofd, maar bedacht me toen.
'Mocht ik terugkomen, zorg dan dat het logeerbed klaarstaat. Mocht ik niet meer terugkomen, laten we dan alsjeblieft contact houden', antwoordde ik. Ik moest toch even lachen, ondanks mijn situatie. Evelien stond op en gaf me weer een kus op mijn wang. Ze hield haar hoofd daarna dicht bij me. Maar voordat er wat kon gaan gebeuren, stond ik op en liep ik naar de logeerkamer, om mijn spullen bijeen te gaan zoeken. Evelien liet ik in de huiskamer achter. Terwijl ik zonder goed systeem mijn spullen in de koffer aan het gooien was, bleef ik nadenken. Maar er kwam gewoon niks. Opnieuw die machteloosheid. Morgenochtend zou ik vertrekken, dat wist ik zeker. Maar wat te doen als de begrafenis geweest was. Ik dacht aan de paar weken dat ik hier was geweest. Het was nog maar heel kort. Kort maar goed. Ik had niemand gemist. Maar ik herinnerde me hoe zwaar de beslissing was om hier überhaupt naar toe te komen. Zou ik die beslissing opnieuw kunnen nemen? Ik wist het echt niet. Pure machteloosheid. 

Die avond was de moeilijkste avond van mijn leven tot nog toe. Ik viel uiteindelijk pas om 3 uur in slaap. En om 7 uur hoorde ik Evelien zachtjes mijn kamer in komen. Ze maakte me wakker. Ik moest weg. De trein zou om 8 uur vertrekken. Evelien ging met me mee. Zij en haar ouders waren de enige die wisten dat ik weer weg ging. Ik liep, maar wist het zelf niet. Het was dat mijn voeten kennelijk de weg wisten, want mijn hersenen waren het sowieso niet die de weg wezen. Zwijgend liepen Evelien en ik naast elkaar tot aan het station. De trein stond er al. Ik keek op mijn horloge. Ik had nog vijf minuten. Ik legde mijn koffer binnen en stapte de trein weer uit. Ik pakte beide handen van Evelien, keek haar aan en dwong mezelf te glimlachen.

'Jij hebt er grotendeels voor gezorgd dat ik het hier zo goed heb gehad en daar ben ik je ontzettend dankbaar voor. En ik weet niet of ik om dezelfde redenen terug ga komen, maar ik kom sowieso terug. Al weet ik niet wanneer', zei ik. Tranen kwamen weer omhoog, maar ik hield ze dit keer wel tegen. Evelien niet. Ze praatte ook niet. Ze knikte alleen. Opnieuw een kus op mijn wang. Toen klonk het fluitje. Ik moest de trein in. Nog één keer een blik in haar ogen. Ik slikte en draaide me om. Ik ging bij het raam zitten en net op dat moment vertrok de trein. Ik zwaaide nog één keer. Wanneer zou ik haar weer zien? Weer een vraag waar ik geen antwoord op wist. Pure machteloosheid. Toen deed ik mijn muziek op en droomde langzaam weg. Slapen deed ik niet, alleen dagdromen. Dagdromen over hoe ik het eigenlijk allemaal had gewild. Dagdromen over de wereld als sommige dingen niet waren gebeurd. Iedereen had schuld, inclusief ik. Opnieuw kwam er schaamte omhoog. Waarom was ik weggegaan? Dat antwoord wist ik wel. Maar een geruststellend antwoord was het niet, want het leidde tot de volgende vraag. Zou alles weer opnieuw gaan gebeuren? En die vraag kon ik niet beantwoorden. Pure machteloosheid.


Voetbal als levenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu