Daar stond ik dan, alleen in een vreemd land. Had geen flauw idee waar ik naar toe zou moeten gaan. Maar ondanks dat had ik tot op dit moment nog totaal geen spijt van wat ik had gedaan. Integendeel zelfs, ik was heel zeker van mijn zaak. En aangezien ik dat gevoel niet zo vaak meegemaakt had, hoopte ik dat ik me zo lang mogelijk zo zou kunnen blijven voelen. Ik was niet zo snel zeker van mijn zaak. Misschien had dat er mee te maken dat ik van mezelf behoorlijk negatief en sarcastisch kon zijn. Amber had me dat enigszins afgeleerd en ook van andere mensen hoorde ik vaak dat ik niet zo negatief moest zijn. Amber was de meest positieve persoon die ik kende en dat wist ze zo nu en dan heel goed op mij over te brengen. Maar nadat het uit was gegaan met Amber was ik alles toch weer behoorlijk negatief gaan zien. Maar nu was ik dus positief en was ik zeker van mijn zaak. Het liefst zou ik nu gewoon hier blijven staan en alleen maar genieten van het feit dat het tot nu toe allemaal zo soepeltjes verliep. Maar ik besloot toch maar te gaan lopen. Ik begon alles op een rijtje te zetten. Ik moest eerst maar eens een fatsoenlijke slaapplek gaan zoeken. Het was gelukkig nog vroeg, nog niet eens half 9, dus ik kon rustig aan doen. Ik hoefde me totaal niet te haasten en daar was ik heel blij mee. Ik had echt geen zin om meteen de eerste dag al in de stress te zitten. Ik liep het station af en liep verder de stad in. Het eerste dat me opviel was dat vanuit de trein alles veel kleiner leek. Ik was toch in een behoorlijk grote stad beland. Ik liep op een rustig tempo door het stadscentrum heen. Ik keek naar alle winkels, oplettend of ze nog van pas zouden kunnen komen. Ik had al een aantal supermarkten gezien. Dat was dan alweer een zorg minder. Daar hoefde ik dan in ieder geval niet meer naar te zoeken. Toen ik een hoek omging zag ik één van die kleine hotelletjes die ik vanuit de trein ook al had gezien. Onwillekeurig begon ik toch wat harder te lopen, in hoeverre dat mogelijk is met de behoorlijk zware koffer die ik bij me had. Het was nu half 10. Had ik dus toch een uur door de stad heen gelopen. Eenmaal bij het hotel aangekomen duwde ik de deur open en liep ik behoedzaam naar binnen. Achter de balie zat een vriendelijk uitziende man die zo te zien rond de 40 jaar oud was. Ik liep zo rustig mogelijk naar de balie toe, ondanks dat ik toch best wel zenuwachtig was. Ik hoopte dat die man geen vragen zou gaan stellen. ‘Goedemorgen, kan ik u helpen’, vroeg de man. Zijn stem stelde me enigszins gerust. Ik moest toch glimlachen vanwege de zachte g die ze in België gebruiken. Ik was er aan gewend omdat ik op vakantie met een aantal Limburgers omging, maar ik bleef het een leuk taaltje vinden. De man leek in de gaten te hopen waarom ik moest lachen. ‘Ja, ik ben op zoek naar een kamer, maar ik weet niet hoe lang ik hier blijf’. Klonk volgens mij best wel verdacht uit de mond van een jongen van mijn leeftijd. Maar de man vond het kennelijk niet verdacht en anders liet hij het niet merken. ‘Dat is geen probleem, het is nu toch niet zo druk, dus je kan zo lang blijven als je wilt’. Ik was opgelucht. Een slaapplek had ik nu dus in ieder geval. Nadat de formaliteiten waren geregeld en de hotelregels waren verteld, werd ik naar mijn kamer gebracht. Nu zat ik dus in mijn toegewezen kamer. Ik wierp maar weer eens een blik op mijn horloge. Het was half 12. Nu ging de tijd opeens best wel snel. Best raar eigenlijk. Als je ergens op wacht lijkt de tijd langzamer te gaan, maar als je de tijd niet nodig had, ging het op normaal tempo. En was je met wat leuks bezig, ging de tijd opeens sneller. Terwijl de snelheid van tijd één van de weinige dingen op aarde was die altijd constant bleef. Ik zette de tv op mijn kamer aan en zocht de afstandbediening. Ik vond het ding in een laatje van een kast. Ik keek of ze op deze tv toevallig ook Nederlandse televisie hadden. Jammer genoeg werd ik teleurgesteld. Dan maar de Belgische tv. Ik drukte op het knopje van teletekst. Er was geen nieuws. In ieder geval geen nieuws wat me interesseerde. Er was überhaupt geen nieuws uit Nederland. Wat dacht ik dan… Hoopte ik dat er nieuws over een 17-jarige vermiste jongen zou zijn? Nee, juist niet, ik wilde juist zo min mogelijk aandacht op mijn “vertrek” vestigen. Mijn ouders wisten waar ik was, dus dat was hoogstwaarschijnlijk de reden dat er geen nieuws over mij was. Ik keek maar eens uit het raam. Ik had een lelijk uitzicht. Ik keek uit op een groot bakstenen gebouw, waar weinig bijzonders over te vermelden valt. Er zaten wel een heleboel meeuwen. Dat waren dus echt vogels waar ik een ontiegelijke hekel aan had. Meeuwen vond ik echt de ratten onder de vogels. Echt ontzettend vervelende beesten die ook nog eens een vervelend geluid voortbrachten. Ik begon opnieuw alles op een rijtje te zetten. Slaapplek: check. Nu moest ik op zoek gaan naar eten en drinken. Nou ja, zoeken… dat was een groot woord. Ik had de supermarkten allang gevonden. Het was nu alleen een kwestie van de inkopen doen. Ik pakte de sleutel van mijn hotelkamer en deed de deur op slot. Ik liep naar de supermarkt toe en kocht de spullen die ik nodig dacht te hebben. Brood, koek, snoep, energiedrank en een fles Sinas. Meer niet. Alcohol op dit moment sowieso niet. Niet dat ik niet dronk, integendeel. Ik dronk tot voor kort zo nu en dan eens. Maar sinds het uit is met Amber drink ik veel meer dan nodig is. Ik was regelmatig aangeschoten en ook een aantal keer flink dronken. Of het ermee te maken had dat het uit was met Amber weet ik niet. Kan best kloppen. Ik weet dat ik veel wijt aan het feit dat het uit is met Amber, maar voor mij is dat gewoon keihard aangekomen. Maar ik begon in de zomervakantie toen ik nog 16 jaar was met drinken. Toen hadden we thuis net gehoord dat de kanker van mijn pa niet meer te genezen was. Volgens mijn moeder was dat de reden dat ik toentertijd ben begonnen met drinken. Misschien klopt dat ook wel. Ik weet het allemaal niet. Ik weet alleen dat ik tot aan mijn 16e heel erg anti-alcohol was. Ik heb echt een keer geweigerd om te eten toen mijn moeder verteld had dat ze wijn had gebruikt in de saus wat ze over het eten had gegoten. Zo erg was ik toentertijd tegen alcohol. Waarom weet ik eigenlijk niet eens. Maar ik kocht de alcohol nu niet, omdat ik zuinig met mijn geld wilde doen. Had ik genoeg geld gehad, dan had ik het waarschijnlijk wel gekocht. Het was niet dat ik een alcoholprobleem had, maar ik vond het in de meeste gevallen gewoon lekker en als het om alcohol ging proefde ik alles. In het geval van alcohol was ik daar heel simpel in. En ik had het geluk dat ik, hoeveel ik ook dronk, nooit hoefde over te geven en de volgende dag helemaal nergens last van had. Dat geluk buitte ik dan soms ook net ietsjes te veel uit. Toen ik weer terugkwam in het hotel zat er een andere man aan de balie. Deze man zag er stukken minder aardig uit dan de man die er een paar uur geleden nog had gezegen. Hij keek me behoorlijk achterdochtig na en beantwoordde mijn glimlach niet. Ik kon nou niet zeggen dat ik me op me gemak voelde. Volgens mij vertrouwde de man me niet. Maar ik had niks fout gedaan, dus kon hij me niks maken. Terug op mijn hotelkamer legde ik mijn tas neer en liep meteen weer naar buiten. Ik besloot om op zoek te gaan naar voetbalveldjes. Ik dacht dat de meeste mensen nog wel op hun werk of op school zaten, dus zouden er nu waarschijnlijk geen mensen aan het voetballen zijn. Een paar uur later kwam ik weer terug op mijn hotelkamer. Ik had onderweg wat gegeten. Ik liet me op mijn bed vallen. Tevreden dacht ik na. Ik had een slaapplek, ik had genoeg eten en drinken voor een aantal dagen, de supermarkt was om de hoek en nog altijd had ik geen last gehad van vervelende vragen. Nog steeds liep alles gesmeerd. Het enige probleem was dat de eerste achterdochtige blik van de man aan de balie me niet meer had losgelaten. Het had iets verwijtends, al had ik geen idee waarom. Ik pijnigde mijn hersens, maar kon echt niets bedenken wat ik eventueel fout zou hebben gedaan. Maar mijn theorie was dat als mensen niet lastig werden gevallen, ze jou ook niet lastig vielen. Ik hoopte dat het bij die man inderdaad opging. Inmiddels was de avond gevallen. Ik had de hele middag door de stad heen gestruind en had een aantal voetbalveldjes gezien. Het was nu tijd om de daad bij het woord te voegen. Ik trok wat meer sportievere kleding aan en om klokslag 7 uur sloeg ik de deur van het hotel dicht en liep ik naar het eerste de beste voetbalveldje wat ik de afgelopen middag was tegengekomen.
JE LEEST
Voetbal als leven
Teen FictionEen Nederlandse jongen is het in Nederland door uiteenlopende redenen helemaal zat. Hij besluit om te vertrekken en in het buitenland zijn geld te verdienen als voetballer. Maar het loopt allemaal heel anders dan hij vooraf bedacht heeft en dat heef...