Hoofdstuk 18: Haat

72 0 0
                                    

En toen was de eerste zaterdag na mijn terugkomst in Nederland aangebroken. Ik had weer getraind, dus moest ik 'gewoon' weer voetballen. Niemand had bezwaar gemaakt. Dus was ik zaterdagmiddag op weg naar het voetbalveld. 

Toen de trainer met de wedstrijdbespreking begon, had ik de eerste verassing al achter de rug. Ik stond namelijk meteen in de basis, ook al was ik er een paar weken niet geweest. Ik stond rechts op het middenveld. We speelden tegen de koploper, waar we zelf een middenmotor waren. Ik werd dus aardig voor de leeuwen gegooid. Na de warming-up liepen we de kleedkamer in. In de kleedkamer hing een gezonde spanning. Iedereen voelde dat het een lastige, maar geen onmogelijke opgave zou worden om vandaag de punten thuis te houden. Toen de scheids op de deur klopte, stond iedereen in een explosie van applaus en geschreeuw op. We liepen naar buiten, het kunstgrasveld op. Aan de weersomstandigheden zou het vandaag in ieder geval niet liggen. Het was perfect voetbalweer, niet te warm en niet te koud, een licht briesje en het veld nog nat van de regenbui van die ochtend. Beter kon niet. Ik keek even naar de bescheiden tribune van onze voetbalvereniging. Ik zag een paar bekende mensen zitten, waaronder mijn moeder en Evelien. Ik glimlachte even naar ze. Toen keek ik naar de andere kant van het veld, de plek waar mijn vader altijd stond. Niet op de tribune, maar gewoon bij een stuk hek met wat reclameborden. Bij die aanblik had mijn hand zich alweer onbewust tot een vuist gebald. Ik slikte alle emoties weg, want de wedstrijd stond op het punt te beginnen en zeker voor deze wedstrijd had ik al mijn concentratie nodig. Ik keek even snel wie mijn directe tegenstander vandaag zou zijn. O ja, die herkende ik nog wel van de uitwedstrijd. Na de uitwedstrijd had ik een paar noppen op mijn kuit staan en daar was hij toen verantwoordelijk voor. Fijn mannetje. 

De scheids had gefloten en de koploper had afgetrapt. Mijn tegenstander kreeg meteen de bal toegespeeld en hij zocht gelijk de directe confrontatie met mij. Hij dacht me simpel uit te kunnen spelen, maar dat liet ik niet zonder slag of stoot toe. Met een scherpe sliding gleed ik hem van de bal af, waardoor de bal voor het eerst in ons bezit was. Deze actie kwam mijn tegenstander op een fikse uitbrander van zijn leider te staan. Een goed begin is het halve werk.
Maar daarna nam mijn tegenstander zowel de wedstrijd als mij duidelijk een stuk serieuzer. En niet alleen hij, maar zijn hele team. We hadden het ontzettend moeilijk. We hadden de uitwedstrijd niet voor niets met 5-1 verloren. We waren toen kansloos. Maar dat waren we vandaag niet. We hadden het misschien heel moeilijk, maar door hard werken en een behoorlijke dosis geluk, kwamen we het eerste halfuur ongeschonden door. Daarna ging de storm eventjes liggen en konden wij ook aan aanvallen denken. Maar echte kansen kregen we niet. Zo eindigde de eerste helft in dezelfde stand als waarmee we waren begonnen. 

In de kleedkamer was het stil, iedereen was te moe om wat te zeggen. Het zou moeilijk worden om dit nog een helft vol te moeten houden. Dat beseften we allemaal maar al te goed. Ook de trainer leek dat te beseffen, dus wisselde hij twee keer. Ik bleef gewoon op mijn positie staan.
De tweede helft begon zoals ook de eerste helft begon. Zij vielen aan, wij hielden tegen. Onze keeper had vandaag een topdag. Hij hield onmogelijke ballen eruit. Nog steeds was er niet gescoord. We moesten nog een kwartier. De koploper leek ook vermoeid te worden. Het verdedigen werd steeds makkelijker. 

Toen kreeg mijn tegenstander plotseling de bal. Niemand stond vrij van zijn team, dus hij zocht de zijlijn op. Ik stond recht tegenover hem, tussen hem en de goal. Hij durfde niet echt een actie in te zetten en ik durfde hem niet aan te pakken in de angst dat hij me voorbij zou spelen. Hij draaide weg van de goal en wilde terug gaan leggen op zijn aanvoerder. Maar hij had daar teveel tijd voor nodig. Voordat hij de bal kon raken, had ik de bal al een tikje naar voren gegeven. Hierdoor raakte hij niet de bal maar mij, maar dat kon me niet zoveel schelen. Ik liep met de bal aan de voet door. Ik stond nu ter hoogte van de middenlijn, aan de rechterkant. Er stonden nog veel spelers van de koploper bij ons voorin, dus als we nog wat wilden dan moest het nu gebeuren, want er waren nu minder spelers achterin dan normaal. Toen hoorde ik iemand mijn naam schreeuwen. Het was onze linksvoor. Hij had heel veel ruimte. Het was nu of nooit, als ik nog langer wachten zou hij buitenspel staan. Toen ik de bal raakte wist ik dat het een perfecte pass zou worden. En inderdaad kwam de bal precies daar waar hij terecht moest komen. Nu was de bal dus aan de linkerkant, op de hoek van het strafschopgebied. Een tegenstander probeerde nog een sliding om onze linksbuiten van schieten af te houden, maar hij was te laat. Het schot was perfect. De bal vloog naar de rechterkruising. Maar wonder boven wonder kon de keeper de bal nog net wegtikken. Ten koste van een corner. Een zucht van teleurstelling ontsnapte uit mijn keel. Ik vloekte binnensmonds even en zocht toen positie. De corner kwam voor mij te hoog, dus ik zette een klein stapje terug zodat ik op de rand van het strafschopgebied stond. En opeens had ik de bal voor mijn voeten. Enigszins verbaasd nam ik aan. Ik moest eigenlijk schieten, maar het was zo druk in het strafschopgebied... dat zou nooit lukken. Een tegenstander zette een soort van wanhoopssliding in. Ik deed alsof ik schoot en haalde de bal met een simpele kapbeweging naar mijn linkervoet. Dat was al één tegenstander minder. Toen zag ik opnieuw de linksbuiten. Nu had hij nog meer ruimte dan net. Verbaasd dat hij in het strafschopgebied zoveel ruimte had, gaf ik hem de bal. Hij haalde in één keer, zonder te twijfelen, keihard uit. Nu was de keeper kansloos. We stonden gewoon 1-0 voor tegen de koploper. We moesten nog tien minuten. Tien minuten waarin wij alleen maar konden verdedigen. 

Voetbal als levenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu