Nog altijd sliep ik niet. Ik had de tv aangezet. Ik keek alleen niet echt wat erop was. Het was nu 1 uur 's nachts. Ik had besloten om te gaan als ik zeker wist dat mijn ouders sliepen. Ik ging er van uit dat ze dat om 4 uur wel deden. Ook nu bleek weer is dat de tijd heel erg langzaam kan gaan. Om de 5 minuten keek ik op mijn wekker. Ik liep nog een keer na of ik alles had. Voor de tiende keer, voor mijn gevoel. Ik dacht aan het feit dat als mijn ouders het zouden horen, ik zwaar de pineut zou zijn. Die gedachte probeerde ik zo snel mogelijk van me af te schudden.
Ik zette de Playstation aan en probeerde mijn gedachten af te leiden. Het lukte een uurtje. 2 uur. Ik begon steeds meer een hekel te krijgen aan tijd. Ik weet niet meer wat ik in de 2 uur daarop heb geprobeerd om de tijd te doden. Ik weet alleen dat die 2 uur wel 2 dagen leken. Ik probeerde zo stilletjes mogelijk alles te doen. Toen ik de deur dichtdeed begon ik te rennen. Maar vanwege mijn behoorlijk zware koffer was dat niet zo'n heel groot succes. Pas toen ik de hoek omsloeg richting het station durfde ik rustiger te gaan lopen. Mijn hart klopte als een razende in mijn keel. Ik dacht dat hij eruit zou knallen. Steeds rustiger liep ik door. Wat zouden mensen denken als ze op een doordeweekse dag een jongen van mijn leeftijd om kwart over vier 's nachts zagen lopen? Ach ja. Wie kijkt er nou op dat tijdstip eventjes uit het raam? Niemand toch...? En zelfs als ze zouden kijken, konden ze me niks maken. 's Nachts door de stad lopen is geen zonde.
Ik sloeg de hoek om richting het treinstation. Je zou denken dat het om kwart over 4 's nachts wel rustig is op het station, maar niets bleek minder waar. Er was geen trein te zien, maar ik kon in het schemerlicht van de lampen op het station toch een aantal silhouetten van mensen herkennen. Zwervers? Ik wist het niet. Maar ik had geen zin om nu al gezeur aan mijn hoofd te krijgen, dus ik besloot om maar even wat verder door te lopen richting het bos. Ik bleef het spoor volgen en kwam uiteindelijk aan de rand van het bos terecht. Onder normale omstandigheden zou ik me in het donker niet echt op mijn gemak voelen in een bos, maar nu kon het me niets schelen. Niet dat ik bang was in het donker. Maar zo 's nachts, had ik gehoord, liepen er in deze bossen nogal ongure types rond. Of ik het serieus moest nemen wist ik nooit, maar ik bleef in ieder geval het liefst zo ver mogelijk daar uit de buurt als het donker was. Maar ja... nu interesseerde me het allemaal niet zo veel.
Ik legde mijn koffer neer, pakte mijn rugtas, waar ik snel wat eten en drinken in had gepropt en nam een slok water. Daarna legde ik de tas tegen de meest behaaglijke boom aan en liet mezelf langzaam naar beneden zakken. Met mijn hoofd op de tas bleef ik liggen. Ik keek naar de sterren. Het waren er veel. Ik hield van sterren. Sterren stonden voor mij garant voor iets positiefs. Het ging in mijn relatie met Amber al eerder wat minder en dat wisten we ook allebei. We hadden het er ook over gehad. 'Ik weet niet goed meer wat ik voel, of ik je nog wel leuk vind als mijn vriend, maar het kan er ook aan liggen dat we elkaar deze tijd heel weinig zien', was wat Amber toen zei. Nadat we dat een paar weken hadden aangekeken, was ik op een avond bij haar. Die avond hebben we een uur lang, zonder ook maar iets te zeggen, uit haar dakraam naar de sterren liggen kijken. Toen besloot ik te vragen wat ze nu voelde, nadat we elkaar weer wat vaker hadden gezien. Toen gaf ze als antwoord dat haar twijfels wegwaren en dat alles weer goed was. Sindsdien zijn sterren voor mij alles wat positief is. Ook toen het uitging, stonden er heel veel sterren. Misschien zou je dan denken dat ik het wat negatiever zou zijn. Nee, toen besloot ik om sterren voor altijd positief te blijven zien. Omdat er toen veel sterren stonden, ging ik er vanuit dat het een eitje zou worden om bevriend met Amber te blijven. Ook dat bleek te kloppen, ik kan niet anders zeggen. Ben nog hartstikke goed bevriend met haar. Maar ben nog niet over haar heen, dat is het probleem. Maar sterren zijn voor mij dus positief.
Ik lag nog steeds tegen die boom aan, op het mos, wat een beetje nat was van de dauw. Ik keek op mijn horloge. Het was pas een uur geleden dat ik vertrok van huis. Het was pas 5 uur. Ik stond op, pakte mijn tas en begon een stukje verder het bos in te lopen, om opnieuw de tijd te doden. Ik had er nu alles voor gegeven om al in de trein te zitten. Dan zou ik misschien nog wel twijfelen over alles, maar was ik in ieder geval weg. Nu was dat nog niet het geval. Terwijl ik luisterde naar alle geluiden om me heen liep ik rustig door. Steeds verder het bos in. Ik hoorde van alles. Het geluid van krakende takjes, vogels die zachtjes floten en geluiden van beesten die over het natte mos heen liepen. Ik keek nergens naar, ik luisterde alleen. Probeerde te onderscheiden wat geluid was wat ik zelf maakte en wat van de beesten in het bos kwam. Ik ademde heel zachtjes. Maar hoe ver ik ook liep er gebeurde niks bijzonders. Wel was het weer een uur later. 6 uur. Ik begon aan de terugweg richting het station. Langzaam lopend, nog altijd goed luisterend, kwam ik steeds dichterbij. Ik hoorde zelfs al treinen vertrekken. Nu leek het me wel veilig om naar het station toe te gaan. Ik liep de trap op en keek op het bord met vertrektijden. Het geluk was aan mijn zijde. Ik kon over een kwartiertje instappen. Ik kocht een kaartje en liep naar het perron waar ik moest zijn. Ik ging zitten en keek op de klok. Nog tien minuten, dan zou ik voorlopig weg zijn uit de plaats waar ik al 17 jaar woon. Eventjes dacht ik aan de vele dingen die ik hier had meegemaakt. Zowel de leuke als de minder leuke dingen. Het was veel. Teveel voor een 17-jarige dacht ik bij mezelf. Zeker aangezien het een paar jaar geleden nog allemaal niet zo was geweest. Pa niet ziek, nog geen gedoe met meisjes, moeder al wel ziek, maar niet zoveel last als nu. Het leek in twee jaar allemaal met een rap tempo allemaal stukken moeilijker te zijn geworden.
Terwijl ik over dit alles aan het nadenken was, kwam mijn trein aan. Ik stapte in, legde mijn tas naast me en mijn koffer in het rek. Ik ging zitten en sloot mijn ogen. Voor zover ik wist hoefde ik voordat ik in België was niet over te stappen. Dus dat duurde nog wel even. Na een paar minuten viel ik in een hele diepe, droomloze slaap. Toen ik wakker werd was het al 8 uur. Ik keek naar buiten. Ik zag gelijk dat ik hier nog nooit was geweest. En ik was toch op vreemde plekken geweest... Gorredijk, Molkwerum, Oranje-Nassau. Zulke plaatsjes kwam ik wel eens terecht. Maar dit kende ik niet. Toevallig kwam er net een conducteur aan om mijn kaartje te komen controleren. Terwijl hij mijn kaartje controleerde vroeg ik of we al in België waren. Het antwoord was kort maar krachtig: 'Ja, jongeman'. 'Dank u', zei ik nog even snel en toen keek ik weer naar buiten. Gelukkig was het mooi weer, het zonnetje scheen al volop. Daar was ik wel blij mee, aangezien ik geen zin had om in de regen de stad waar ik terecht zou komen te moeten verkennen. Maar dat lot bleef me gelukkig bespaard.
Ik besloot eens te kijken op mijn mobiel. 2 oproepen gemist. Ik keek: 2 keer stond er thuis in beeld. Kon nou niet zeggen dat ik verrast was. Ik zette de toetsblokkering weer aan en deed de mobiel weer in mijn broekzak. Contact zoeken zou ik later wel doen. En dan zeker niet door te bellen. Ik denk dat het bij een smsje zou blijven. Mijn moeder zou gaan huilen en mijn pa zou me de huid vol schelden denk ik. Nee, een smsje zou het beste werken. Hoefde toch alleen maar te zeggen dat ik heelhuids was aangekomen. De trein begon vaart te minderen. Ik keek weer naar buiten. Veel huizen met stukken speelgrond ertussen. Dat was wat ik op het eerste gezicht zag. Ik hoopte dat die speelgrond ook vaak gebruikt zou worden. ik bleef naar buiten kijken. Nu kwam ik zo te zien wat meer in het centrum. Hogere gebouwen en zo te zien winkels. Ook daar moest ik op letten. Ik hoopte dat er ook een supermarkt zou zijn. Dan was dat al opgelost, hoefde ik daar niet meer naar op zoek. De trein ging steeds langzamer. We kwamen al langs een perron. Ik begon mijn spullen bijeen te rapen en stond op. Ik liep naar het einde van de gang, opende de deur en ging voor de uitgang van het treinstel staan. Ik bleef geïnteresseerd naar buiten kijken en probeerde zoveel mogelijk in me op te nemen, zodat ik dat later niet allemaal meer hoefde te zoeken. Ik had al een McDonalds en paar kleine hotelletjes, die er niet al te duur uitzagen, gezien. En niet onbelangrijk: een paar voetbalveldjes. Zo te zien was er zelfs een plaatselijke sportclub, aangezien er grote, hoge lampen omheen stonden. De trein was gestopt. Ik stapte uit en keek om me heen. Ik had op dit moment geen flauw idee welke kant ik op moest. Gelukkig heb ik daar een hele simpele tactiek voor: volg de bordjes. Ook deze keer leek me dat te helpen, want er hing een bordje met uitgang. Ik liep, nog altijd goed kijkend, die kant op. Nu zou het allemaal gaan beginnen. Ondanks dat het nog altijd krankzinnig leek, was er ook een onafhankelijk deel in mijn hersenen die het geweldig vond. Het leek erop dat dat deel van mijn hersenen de overhand kreeg, want opeens steeg mijn adrenalineniveau heel erg hard. Mijn hart, die de laatste tijd heel veel te verduren had, begon weer als een gek te kloppen. Het is nu echt begonnen.
JE LEEST
Voetbal als leven
Teen FictionEen Nederlandse jongen is het in Nederland door uiteenlopende redenen helemaal zat. Hij besluit om te vertrekken en in het buitenland zijn geld te verdienen als voetballer. Maar het loopt allemaal heel anders dan hij vooraf bedacht heeft en dat heef...