5

120 28 6
                                    

De volgende morgen wint hij de eerste weddenschap. Vroeger had hij natuurlijk wel eens vaker gewed, met wat jongens uit zijn klas, maar hen zag hij niet zo vaak meer, omdat ze nu studeren. Hans koos voor Communicatieve Wetenschappen op de uni, Theo ging voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en hijzelf ging verder met de Civiele Techniek. Al gauw verwaterde het contact en dat was het moment dat hij Adelyn ontmoette. Hij kijkt haar bedenkelijk aan als ze zo hard op haar gele potlood drukt, dat de punt breekt. Het ding schiet zo hard weg dat hij tegen zijn wang aan komt, waarna er een kleine afdruk op achter blijft. Ze kijkt naar hem op en hij zet zijn tas naast de hare neer, op de grond.

'Ben je boos?' vraagt hij haar.

'Ja. Ik ben boos.' Ze gaat zonder verder nog aandacht aan hem te besteden, door met de tekening voor haar neus. Weer in hetzelfde boekje als waarin hij haar gisteren had zien tekenen. Net als die dag daarvoor. En die dag daarvoor. En daarvoor. Daarvoor.

'Is dat mijn schuld?' vraagt hij dan. Ze kijkt nogmaals op van haar tekening, omdat ze het niet kan laten hem boos aan te kijken. Ze is niet zo goed in boos zijn. Vroeger, toen ze een jaar of zes was, had ze een vriendje genaamd Dave. Hij was vreemdgegaan, op zijn eigen zesjarige manier en in plaats van hem geslagen, geschopt of vervloekt te hebben, begon ze zachtjes te huilen en liep ze bij hem vandaan om vervolgens nooit of te nimmer nog gelukkig te zijn.

'Je kunt me beter met rust laten', zegt ze als hij haar potlood uit haar handen pakt, in een poging haar op te laten kijken. Geïrriteerd veegt ze de overgebleven stukjes gum van haar tekening af en ze probeert hem te analyseren op onreinheid. Tegen haar genot in, ziet ze alleen maar fouten in haar werk en het worden er steeds meer. Ze slaat het boekje dicht en staat op. De jongen grijpt haar armen vast en kijkt in haar verwarde ogen. Zijn krullen hangen losjes over zijn voorhoofd heen en ze moet zichzelf dwingen om er niet aan te zitten. Haar potlood ligt nog op de tafel en hij rolt er langzaam maar zeker van af.
'Je moet niet boos op me zijn.' Of hij dat smekend of dwingend bedoelde, weet ze niet. Zijn strakke grip om haar polsen heen benauwd haar. Hij laat haar ineens los en streelt zachtjes over haar wang. Zelfs daar, zit het gumsel. Het plotselinge gevoel van de koelte van zijn hand doet haar lichaam het zwijgen toe. De koude vlaag van onzekerheid vermengd met een zekere mate van voldoening die haar lichaam in komt, in samenwerking met de harde wind die om haar heen is, maakt dat ze het ijskoud krijgt. Zijn vingers vinden hun weg naar haar blonde haren en ze deinst iets achteruit. De mysterieuze aanblik van de jongen voor haar maken haar aan het twijfelen.

'Ben je boos?' herhaalt hij.

'Nee', glijdt er over haar lippen. Er zit mos op haar potlood. Ze is bang dat de binnenkant ervan gebroken is. Dat zou zonde zijn.






.
.
.

Hé, nu je toch hier beneden bent, kun je hopelijk even stemmen... :) 

MetroWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu