Part #12

123 6 2
                                    

'Heb jij hier al ergens voedsel gevonden? Of een  bron?' Ivy kneep met haar handen in haar nek. Er zat een klein korstje op, en verder naar beneden wat opgedroogd bloed. Dagger speelde met zijn dolk, waardoor hij af en toe het snijgedeelte aanraakte en een aantal sneeën kreeg in zijn handen, al leek hij het niet erg te vinden. Dat vond Ivy nog het ergste aan hem: hij gedroeg zich op sommige vlakken zo verschrikkelijk onverschillig en het leek hem niet te kunnen schelen dat anderen pijn hadden. Zelfs toen hij Ivy in een wurggreep had gehouden, had hij waarschijnlijk alleen maar aan zijn eigen veiligheid gedacht, terwijl zij geen wapens had en niet meteen van plan was geweest hem iets aan te doen.

'Nee', antwoordde Dagger ongeïnteresseerd. 'En als ik al ik iets gevonden zou hebben, zou ik het jou niet vertellen', ging hij verder. Een grijns trok over zijn gezicht. Ivy beet op haar onderlip en onderdrukte de neiging om haar middelvinger op te steken.

'Maar als we dan samen...' begon ze, maar ze werd door Daggers kille lach onderbroken. Het woord 'samen' had blijkbaar een negatieve invloed op hem.

'Samenwerken?' vroeg hij meesmuilend. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin en staarde Ivy zo aan.

'O, ik snap het al. Je voelt je te goed voor me, is het niet?' beet Ivy hem toe. Daarna schudde ze de sneeuw van haar broek en probeerde ze recht te staan. Dagger volgde haar voorbeeld. Waarschijnlijk om niet verschrikkelijk klein te lijken, dacht Ivy.

Ze staarden elkaar nu ononderbroken aan. Daggers vingers zaten stevig om het lemmet van zijn dolk geklemd. Als je hem heel goed observeerde, merkte je dat zijn hand een heel klein beetje trilde. Hij hield er overduidelijk niet van om uitgedaagd te worden, en daarom deed Ivy er nog een schepje bovenop.

 'Je komt trouwens helemaal niet stoer over met die dolk van je. Maar daar kun je nu eenmaal niets aan doen als je het formaat van een tuinkabouter hebt.' Daggers hele lichaam trilde - niet meer door de koude, maar meer alsof hij elk moment een stuiptrekking kon krijgen. Ivy zette zich schrap.

'Zo is het genoeg!' schreeuwde hij, uitzinnig van woede. Hij hief zijn dolk en richtte hem doelbewust op Ivy's borstkas. Ivy trok met alle macht die ze in zich had haar lichaam achteruit, maar ze kon niet voorkomen dat de dolk recht langs haar arm scheerde en er een grote, diepe snee in maakte. Ze sloeg haar andere arm eroverheen en op het moment dat ze in Daggers ogen keek, besefte ze dat zij - Dagger en Ivy - toch veel op elkaar leken - op vlak van innerlijk dan toch. Ze daagden allebei graag mensen uit, maar Ivy gaf aan zichzelf toe dat ze - net als Dagger - zelf niet graag uitgedaagd werd. Ivy verloor tevens ook snel haar geduld, dat na een tijd altijd in woede opvlamde. En nu begreep ze pas waarom ze Dagger niet uit kon staan: hij herinnerde haar aan haar eigen slechte eigenschappen die ze altijd tevergeefs probeerde te verdringen.

'Stop!' schreeuwde Ivy. Ze liet haar lichaam achteloos in de sneeuw vallen, nog steeds met een furieuze Dagger die zijn dolk boven haar liet bungelen, gericht om haar hart, longen en alle andere ingewanden één voor één te doorsteken.

'Wat?!' Dagger stond er doodstil bij, zijn ogen hielden die van Ivy even vast, en gleden toen naar haar schouders en buik. Ivy begreep vreemd genoeg de snauwerige klank in zijn stem. Hij had dit oponthoud niet nodig. Hij was boos, en hij was klaar Ivy te vermoorden. En wel nu.

'Het spijt me, oké?' zei Ivy in een poging hem wat te laten kalmeren, alhoewel het alleen maar een omgekeerd effect had op Dagger. Eerst bleef hij gewoon gespannen staan, niet van plan om te wijken van slechts een paar woorden. Het volgende moment liet hij de dolk neerkomen. Hij suisde recht op haar af, de lucht tussen hen in splijtend. 

Gefrustreerd plantte Dagger zijn dolk in de sneeuw, slechts op een aantal centimeters van Ivy verwijderd. Ze verwachtte even dat hij de dolk opnieuw op ging pakken om Ivy er weer mee te kunnen bedreigen, maar het enige wat hij deed was haar aankijken, met een blik vol ijskoude, onverholen woede. Ivy vond zijn plotselinge kalmte, die samenging met die woede, bijna eng. Alsof hij nu pas echt gevaarlijk was.

'Jij bent gewoon laf', siste hij, ondertussen al met zijn rug tot Ivy gericht. 'Je denkt waarschijnlijk dat alleen ik hier aan mezelf denk.' Ivy verstijfde. Dat dacht  ze inderdaad. 'Maar jij,' - zijn vinger priemde in haar richting - 'jij bent precies hetzelfde.'

Ze wist even niet zeker of ze nog wel ademde. Dagger had met een aantal simpele woorden haar longen met vergif gevuld. Hij had haar gedachten gelezen en daarmee bijna haar hersenen verbrijzeld. Ze voelde zich weerloos: Dagger kende haar amper een paar minuten en wist al meer over haar dan zij zelf. In gedachten smeekte ze hem te stoppen. In gedachten trok ze al haar broekspijpen tot over haar knieën; ze zou hem al bijna op blote knieën kunnen smeken. Ivy raakte niet snel van haar stuk, maar nu stond haar grootste angst tegenover haar: iemand die besefte wat voor een egoïst ze was.

'Alleen wil jij het verdomme niet aanvaarden!' Ivy kromp ineen. Ze was alleen nog maar een klein hoopje in de sneeuw, en ze wenste hartelijk dat ze helemaal kon verdwijnen. Eén worden met de sneeuw. Door de grond zakken. Alles was beter dan dit.

'Laat me met rust', kreunde Ivy, schrikkend van haar eigen stem. Hij had nog nooit zo gebroken geklonken. Zelfs het eerste moment dat ze buiten Ytherna ontwaakt was - wanneer haar kaakspieren slechts half gewerkt hadden door de verdoving die er nog doorheen gesijpeld had - had ze hiermee niet kunnen vergelijken. Nu klonk ze zwak. Zwak en zielig. En zo voelde ze zich ook. Ivy, die een hekel had aan zwakte, voelde zich zwak. Een moment later drong de ironie tot haar door, waardoor ze begon te lachen. Gek hard. Dagger staarde haar aan met gefronste wenkbrauwen.

'Jij bent gewoon gestoord.' Dagger keek hoofdschuddend op haar neer. Er vormde zich een niet-gemeende ik-laat-jou-maar-in-je-eigen-zielige-wereldglimlach om zijn lippen.

'Sorry Iva, - of hoe je ook heet - maar jij loopt me alleen maar in de weg zo.' Hij lachte, iets wat uit zijn mond op welke manier dan ook uitlachend klonk. 'Doei!' Hij zwaaide overdreven naar haar, terwijl hij enkele haastige voetstappen in de sneeuw maakte op het moment dat hij bij haar vandaan liep. Bij elke stap klonk er een krakend, inzakkend geluid dat ontstond door de aanraking van Daggers afgetrapte schoenen en de sneeuw.

En toen was Ivy alleen. Eindelijk alleen. Weer alleen. Ze wist niet wat ze ervan moest denken. Want op het moment was ze naar haar gedachte niet iemand die moest overleven. Ze was niet iemand die na verloop van tijd uitgehongerd zou raken. Ze was alleen maar een meisje dat lachend, hikkend in de sneeuw lag. Niet meer en niet minder.

YthernaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu