Ze bleef er liggen totdat de zon wegtrok en het hele bos in een kille duisternis gehuld was. Nu had ze slechts 3 gedachten over. Honger, dorst en pijn. Ze putten allemaal deels Ivy's lichaam uit, waardoor ook de kans om nog aan voedsel te komen miniem was.
De gure wind deed Ivy van top tot teen rillen, en daar maakte de sneeuw het niet beter op. Verslagen probeerde ze wat verder te kruipen, maar een windstoot deed haar zwakke beenderen opnieuw instorten als een slecht gebouwde constructie. Het zou niet lang meer duren tot er geen gevoel meer in haar lichaam zou zitten. Ze zou hulpeloos zijn, te zwak om te jagen, zelfs om op te staan. Ze zou hier eeuwig blijven liggen, behalve dan als de bacteriën na haar dood haar lichaam weg zouden vreten dan.
Ze deed een laatste poging. Eén laatste om niet uit te hongeren of onderkoeld te raken. Eén laatste om de hoofdOculus niet het plezier van haar dood te gunnen. En dus spande ze haar spieren, en ze kroop vastberaden verder in de sneeuwstorm die na Daggers vertrek langzaamaan was komen opzetten. Ze klauwde verwoed met haar handen in de sneeuw en probeerde haar voeten hun voorbeeld te laten volgen, wat uiteraard moeilijker was aangezien ze daarvoor meer gewicht moest heffen. Sinds wanneer was het zo moeilijk om haar eigen benen nog geen kwartslag in de lucht te krijgen?
Ivy zette de volgende stap, vastberaden om iets te bereiken. Maar wat zou ze kunnen bereiken? Een wolf, die vanaf het eerste moment dat hij haar zou zien zijn tanden in haar been zou zetten en haar lichaam zou openrijten? Een verzetgroepje wiens voedselvoorraad al bijna uitgeput is? Ze wist het niet, al net zo min als waar ze zou belanden op het moment dat het ijs onder haar handen wegzakte en haar lichaam erachteraan racete. Haar schoen haakte onderweg om een dunne boomstam, en door de vaart die ze maakte werd hij van haar voet gerukt. 1-0 voor de hoofdOculus.
Ivy had echter geen tijd om achterom te kijken, want ze raasde recht op een gigantisch rotsblok af, dat midden op de ijsbaan waar ze afgleed geplaatst was. Hij stond daar maar, lukraak alsof het een meteoriet was die recht op die plaats was ingevallen.
Ivy rolde opzij, met haar benen en haar hoofd ingetrokken, en voelde hoe haar bijna-blote voet in volle vaart tegen het rotsblok stompte. Als de adem haar op dit moment niet was ontnomen, had ze zeker weten gegild, want haar voet (en haar sok) was veranderd in één grote, bloederige massa. Als ze niet opzij had gerold, was ditzelfde met haar hoofd gebeurd.
In pure paniek greep Ivy naar haar voet, waardoor ze een schuine koprol maakte en ten slotte hard landde op de besneeuwde grond. Het feit dat ze nog niet letterlijk kapot was, had ze te danken aan het beetje sneeuw dat haar had opgevangen. Ze hief haar hoofd op, een klein beetje maar, om te zien waar ze was. Het eerste wat haar opviel was de duisternis om haar heen, maar het was niet de nachtelijke duisternis van daarnet. Eerder het soort opgesloten duisternis. De aan-het-daglicht-onttrokken duisternis.
En toen viel er een druppel op Ivy's voorhoofd. En nog één. Er volgden er meer, en ze vielen steeds opnieuw op dezelfde plek. Dit kon geen regenbui zijn. Ivy boog haar nek een beetje om te kijken waar de druppels vandaan kwamen. Waar het gewelf van de grot het laagst was, verzamelde zich nog een beverige druppel om zich uiteindelijk weer op Ivy te storten. Ze was dus beland in een grot. Van wat wist ze niet. Ivy haalde diep adem, iets simpels, alledaags wat al met moeite lukte door haar droge keel. Ze hield haar mond open, met één oog gericht op de druppels.
Het water explodeerde in haar mond, beukte tegen de droge brok in haar keel aan en doorbrak hem. Ivy slaakte een plotselinge, korte vreugdekreet. Misschien ging ze toch niet dood. Nog niet.
Een zalig gevoel van opluchting trok door Ivy's lichaam heen. Ze had al bijna sneeuw in haar mond laten smelten om toch maar niet te sterven. En nu was hier plotseling water. Koud, zacht, verfrissend water. Ivy sloot haar mond en liet nu de druppels over haar voorhoofd stromen, de koude om haar heen negerend. Misschien zou ze wel in een wandelende ijspegel veranderen na verloop van tijd, alhoewel deze grot toch nog een beetje warmte binnenhield.
Ze kon overleven. Ergens tussen het puin, verder van Ytherna verwijderd, liep vast nog een eetbaar konijn rond te huppelen. Ergens was er hoop.
Ze zóu overleven.

JE LEEST
Ytherna
Science FictionHoe zou het zijn om in een wereld te leven waar het verboden is geen blauwe ogen te hebben? Een hel, volgens de 15-jarige Ivy. Met haar vader die ze door dat verbod verloren is, heeft ze geen enkele reden om van haar versplinterde maatschappij te ho...