Ze was op de verkeerde plaats, op het verkeerde moment.
Het getik van de hakken van haar brandnieuwe enkellaarsjes echode luid in de koepel van het Ythernese binnenhof. De zaal was leeg. De wind deed haar kastanjebruine haar alle richtingen opvliegen, waarbij het ook voor haar ogen, haar abnormaal donkerbruine ogen, terechtkwam.
Mooi, dacht ze. De wind hielp haar tenminste hier veilig door komen. Ze versnelde haar pas en frunnikte even aan haar topje, voor het geval ze een Oculus zou tegenkomen. Dan zorgde ze er beter voor dat ze er verzorgd uitzag, en niet als iemand die net aan haar dood was ontsnapt. Ze leunde tegen de marmeren zuil net buiten de zaal aan en zuchtte. Stilte volgde. Opgelucht durfde het meisje opnieuw adem te halen. Nog één laatste, gulzige slok adem....
...en ze rende. Met alle kracht die ze in zich had vlóóg ze bijna op de volgende zuilenrij af. Die was zeker 100 meter verderop, aan de rand van het binnenhof. Die 100 meter leek bijna een eeuwigheid te duren.
Nog even volhouden, bleef ze tegen zichzelf in haar hoofd herhalen. De lichtblauwe koepels flitsten als in een versnelde film voorbij.
'Waarom zo gehaast?' De stem deed haar struikelen, duizelen, en ze dacht dat ze misschien ook nog zou flauwvallen. Een van de Oculi was naar haar toegekomen, zomaar, uit het niets, en keek bezorgd haar richting uit. Zijn witblonde haar bleef helemaal op zijn plek zitten, alsof het ongevoelig was voor de wind. Ze wendde haar blik af.
'Er...' Haar lippen vonden de juiste woorden niet. Ze was ook nooit goed geweest in liegen. Die ene keer dat ze gespijbeld had, was ze er niet goed vanaf gekomen vanwege haar slechte liegtalent.
'Er is iets met mijn moeder. Mijn broer heeft me zojuist opgebeld. Ze lijdt aan een chronische ziekte. Mijn moeder, niet mijn broer.' Ze voegde er nog snel een geforceerd lachje aan toe.
'Welke ziekte dan?' Hij klonk tegelijk bezorgd en wantrouwig.
'Eh...' Wat wist zij nu over chronische ziektes? Waarom had ze ook geen makkelijker leugentje kunnen verzinnen?
Hij legde zijn beide handen op haar schouders, waardoor ze een geschrokken gilletje slaakte. Door haar haar heen zag ze zijn prachtige ogen, zo helder dat het leek alsof ze gefotoshopt waren. Hemelsblauw. Logisch, iedereen in Ytherna had blauwe ogen. Iedereen behalve zij.
Hij drukte zo hard op haar schouders dat het bijna leek alsof ze ondergeduwd werd in een zwembad, naar boven probeerde te spartelen, en, als ze er bijna was, weer ondergedrukt werd. Haar ademhaling versnelde een tel, sloeg over en ze voelde zich alsof ze op het punt van instorten stond. Hij tilde haar kin op, waardoor haar overdreven ademhaling bijna overging in gehuil, en veegde haar haar uit de weg. Meteen verdween alle sympathie uit zijn gezicht, en het leek erop dat die niet meer zou terugkomen.
'Juist,' zei hij nors. Hij mompelde nog iets onverstaanbaars tegen zichzelf en richtte zichzelf dan weer tot het meisje.
'Sorry hoor, het is alleen maar mijn job. Niks persoonlijks dat je over een paar dagen misschien gevierendeeld wordt.' Hij haalde zijn schouders op en schudde even zijn hoofd. Dan haalde hij als een professionele zakkenroller haar portefeuille uit haar rugzak, en negeerde haar dodende blik.
'Prone Omnett. 16 jaar.' Hij keek haar nu recht aan, en Prone, het meisje, dacht iets van verdriet in zijn blik te bemerken. 'Zo jong om door deze bijgelovige maatschappij vermoord te worden.' Hij zuchtte en haalde een langwerpig, zwart apparaat van zijn riem, die aan zijn lichtblauw pak, het pak van de Oculi, bevestigd was. Hij haalde het voorwerp bij zijn mond.
'Dicht bij de uitgang van het binnenhof, het dichtst bij koepel 8. Ik heb er hier eentje.' Zijn stem klonk nu zelfverzekerd, alhoewel Prone vanuit haar ooghoek een sprankje medelijden in zijn blik gebeiteld zag, alsof het er altijd al had gezeten. Hij had vast al meerdere situaties zoals deze meegemaakt.
Prone haalde diep adem en concentreerde zich op een punt in de verte. Al haar duistere gedachten verstrengelden zich met elkaar en vormden één duistere, kolkende massa in haar hoofd. Ze had zin om naar de eerste de beste te schreeuwen, te gillen en zich huilend in een hoekje van haar kamer neer te nestelen. Haar kamer, ze zou het nooit meer terugzien, net zoals haar moeder, vader, haar geestelijk gestoorde nicht, als die al niet iets had gedaan waardoor ze in de Cellen moest verblijven. De Cellen was een tijdelijke plek waar gedetineerden, ter dood veroordeelden, ongeveer een week doorbrachten om 'na te denken' over hun leven en wat ze gedaan hadden. Prone had er al vaak over nagedacht en vond het onzin: in die ene week moesten de gedetineerden waarschijnlijk compleet kapot gaan aan de schuldgevoelens en de spanning, altijd met hun gedachten gericht op het sterven.
Prone had gehoopt dat als ze wist dat ze zou sterven, of, beter gezegd, vermoord zou worden, dat het snel zou gaan. En nu zat ze een hele week in een vochtige cel, om daarna naar De Slachting te worden gevoerd, omgeven door Oculi, die haar vol minachting zouden aanstaren.
'Prachtig vooruitzicht,' fluisterde ze zachtjes tegen zichzelf.
De Oculus, die haar blijkbaar gehoord had, keek verbaasd haar richting uit. 'Wat?'
'Niets. Laat maar.' Ze perste er een valse glimlach uit, terwijl ze weer ruw bij haar schouders werd gegrepen. Tientallen Oculi stonden nu om haar heen - ze waren niet te missen door hun zachtblauwe pak en witte riem - en ze gingen in een cirkel rond haar heen staan. Ze gingen haar naar de Cellen brengen.
De Céllen. Wat had Prone, een voorbeeldige 16-jarige in godsnaam verkeerd gedaan om daar te belanden? Ze bleef het zich afvragen, terwijl ze het in een klein hoekje van haar gedachten wel wist. Ze had het altijd al geweten, vanaf toen ze op jonge leeftijd zelf haar kleurlenzen moest inbrengen. Ze had geen blauwe ogen. Het idee was belachelijk.
Het was Ytherna.
JE LEEST
Ytherna
Science FictionHoe zou het zijn om in een wereld te leven waar het verboden is geen blauwe ogen te hebben? Een hel, volgens de 15-jarige Ivy. Met haar vader die ze door dat verbod verloren is, heeft ze geen enkele reden om van haar versplinterde maatschappij te ho...