Hoofdstuk 11

20 4 7
                                    

Ik hijgde. De mishandeling had me uitgeput. Mijn hele lichaam deed pijn. De soldaten sleepte me door de gangen. Heel even ving ik een blik van de andere op in hun kamers. Ze zagen er slecht uit, vreselijk zelfs. Ik vroeg me af hoe ik er nu uitzag. Ik was te moe om naar de voorbijkomende gezichten te kijken. De pijn drong weer als een klap mijn lichaam in. De soldaten stopten. We waren weer bij mijn kamer, ik zag het gezicht van Robin en toen werd alles zwart.

R:
Ik maakte me zorgen om Nathalie. Zodra de soldaten haar naar binnen brachten viel ze flauw. Het viel me op dat ze vaak flauw viel. Volgens de informatie die ik had gekregen kwam dat omdat ze de zon niet meer zag. Grote haalden hun kracht uit de zon, zonder de zon waren ze niks, nog minder dan normale mensen. De soldaten gooiden Nathalie op de betonnen vloer en sloten toen de deur met veel geweld. Vlug kroop ik naar Nathalie, ik moest nog wennen aan het donker daardoor duurde het even voordat ik Nathalie had gevonden. Ik tilde haar op en droeg haar naar het bed. Daar legde ik haar neer. Ik keek naar haar gezicht. Hoe beter ik keek en hoe meer mijn ogen wende aan het donker, hoe meer het me opviel hoe knap ze eigenlijk was. Ik streek met mijn hand over haar gezicht. Ik voelde veel littekens en sneeën. Sommige littekens voelde oud de ander waren nog dik. Het werd tijd dat ze hier weg ging.

Ik opende mijn ogen. Tegenover me zag ik Robin zitten. Ik voelde een schok door mijn lichaam gaan. Hij staarde naar me in het donker. Ik voelde een vlaag van blij en genegenheid, maar opeens drong het tot me door dat ik dankzij hem was mishandeld. Ik probeerde mijn lichaam te bewegen zodat ik verder van hem af kon zitten, maar zodra ik dat deed gilde ik het uit van de pijn. Vlug sprong Robin van het uiteinde van jet bed af en kwam naast me zitten. Ik wou iets zeggen maar mijn mond was te droog om iets uit te brengen. Robin pakten een beker met water, hij hielp me heel voorzichtig overeind. Ik kreunde van de pijn. Toen ik rechtop zat bracht hij de beker naar mijn mond en ik nam een paar slokken. Ik opende mijn mond, deze keer kwam er wel geluid uit. 'Waarom ben je hier, in deze gevangenis?' Mijn stem klonk rauw en schor, het deed me denken aan een kraai, het geluid van lang geleden. 'Ik ben hier voor jou.' Hij fluisterde het, maar ik hoorde het wel. Hij kon toch praten.

Het Huis van Haat ~Onhold~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu