Hoofdstuk 2

26 5 6
                                    

Ik herinner me nog de dag dat ik dit werd. Ze waarschuwde voor gevaarlijke straling van de zon, door de opwarming van de aarde. Alles werd donker gemaakt en niemand mocht naar buiten. Ik was pas negen maar ik herinner me nog hoe druk iedereen was. Ik moest helpen met alles afplakken. Alles waar maar licht doorheen kon komen. Ik moest mijn eigen kamer ook afplakken. Drie dagen later was het op tv, vandaag zou de straling op onze aarde terecht komen. Maar mijn moeder was op werk, net als mijn vader. Ik was alleen thuis. En ik kon het gewoon niet laten, ik wou zo graag naar buiten gaan. En ook al zei mijn gevoel dat ik het niet moest doen, mijn nieuwsgierigheid overwon. Heel even maar, alleen maat om te voelen hoe die straling nou op je huid voelt. Dat was wat ik dacht. En toen ging ik, de deur uit naar buiten. Ik stond daar maar, en ik voelde niks raar. En net toen ik naar binnen wou gaan gebeurden het. Het deed zoveel pijn, het was gewoon niet te beschrijven. Ik gilde en schreeuwde door de pijn. Ik voelde hoe mijn huid langzaam wegbrandde en rook de geur van mijn eigens verbranden vlees. Ik had nog nooit zo iets naars geroken. En toen voelde ik het, door al die pijn heen voelde ik iets goed, iets fijn. Het deed me denken aan de eerste keer dat ik sneeuw voelde, het was ijskoud maar het was zo mooi. Het voelde alsof er in mijn borst een bloem ontvouwden en zich langzaam uitspreidde door mijn hele lichaam. Opeens was de pijn weg en begon mijn huid zich te helen. Ik voelde me sterk, alsof ik alles aan zou kunnen. Ik dacht terug aan de sneeuw en toen opeens uit het niets begon het te sneeuwen. De sneeuwvlokken voelde heerlijk koud op mijn nog een beetje gevoelige huid. En ik lachte, voor de eerste keer in jaren moest ik echt lachen. Na de plotselinge dood van mijn broer lachte ik nooit meer, maar nu moest ik echt lachen. Ik had me nog nooit zo gelukkig gevoeld. Toen mensen er achter kwamen wat er met me was gebeurd, dat ik de stralingen op mijn huid had gevoeld schrokken ze. Maar dat ging weg toen ze er achter kwamen dat er nog meer mensen waren die daar ook last van hadden gehad. Het leven ging verder, we waren niet iets waar je bang voor zou zijn. Een jaar later doodde ik voor het eerst een mens. Mijn eigen vader. Ik werd bang toen hij aan me wou zitten opeen dag dat mijn moeder weg was. Heel even maar dacht ik: 'Als hij dood is kan hij mij ook geen pijn meer doen'. En toen gebeurden het, er begon opeens allemaal schuim uit zijn mond te lopen en er stroomden bloed uit zijn ogen. Ik gilde en toen viel hij neer op de grond. Ik rende naar buiten en de buurvrouw belde een ambulance. Toen ze er eindelijk waren was het al te laat. Ik had mijn eigen vader vermoord.

Het Huis van Haat ~Onhold~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu