Hoofdstuk 14

16 4 9
                                    

Het licht deed pijn aan mijn ogen, tegelijkertijd gaf het me de aandrang om er naar toe te gaan. Ik had het licht gemist, ik had de kracht gemist die het me gaf. De kracht om dingen te doen die niemand anders kan. Maar ook de kracht om andere mensen te doden, de kracht om een monster te zijn. Ik wurmde me los uit Robins armen en viel daarbij op de grond. Ik kroop nar het licht toe en stak mijn hand ernaar uit, opeens verscheen er een schaduw in het licht, de schaduw van een mens.

"Soldaat Lieben, ik dacht dat u zou wachten met Nathalie te bevrijden? Of op z'n minst een teken zou geven dat jullie zouden ontsnappen. Een muur inslaan is natuurlijk ook een optie daar niet van maar alsnog. Een waarschuwing is de volgende keer wel zo fijn." De man waarvan ik het gezicht niet kon zien had een aardig jonge stem. Ik voelde me bang maar tegelijkertijd ook op mijn gemak, alsof ik het persoon al kende. "Generaal. Ik kan hier niks aan doen, Nathalie kreeg een woedeaanval en toen brak ze de muur. Ik dacht dat Grote dat soort dingen alleen konden als ze zonlicht hadden." Robin maakt heel even groet voordat hij dat zegt. Ik voel me misselijk worden. Wat is hier aan de hand? Is dit het leger van West? Nemen de moordenaars me mee? Dan bukt de generaal zich naar me toe en steekt zijn hand uit. Vlug kruip ik weg naar een hoek van de kamer. De generaal blijft gehurkt zitten en glimlacht. "Je hoeft niet bang te zijn, we doen je niks, dat beloof ik je. Er komen twee andere soldaten binnen. Aan de andere kant van de deur hoorde ik dokter Heisfenrald gillen: "Laat ze niet ontsnappen! Beuk de deur in, ze zijn bewijs materiaal!" "We moeten opschieten" de generaal wenkt zijn soldaten. Een van hen heeft een spuit in zijn hand. "We nemen je mee, maar je moet verdooft worden, we weten niet wat zonlicht met een Grote doet als je er heel lang geen contact meer mee hebt gehad. De soldaten komen op me af en pakken me vast, ik stribbel zo hard ik maar kan tegen. "Je hoeft niet bang te zijn, we zullen je geen pijn doen. Dat beloof ik je Alie." Geschrokken kijk ik op naar de generaal, de laatste keer dat iemand me zo noemde is jaren geleden. Net als ik iets wil zeggen voel ik de naald in mijn arm prikken.

Ik wordt wakker, ik lig in een afgesloten kamer. Het bed is zacht. Ik voel me in paniek raken. Waar ben ik? Bij wie ben ik? Vlug ga ik overeind zitten. Ik probeer me te herinneren wat er is gebeurt. Ik herhaal al de informatie die ik nog weet door me hoofd. Robin is van West, mijn familie is dood, ik ben niet meer in het Huis, ik ben niet vrij, de generaal gebruikte mijn bijnaam. De generaal. Ik denk weer aan hem, ik heb zijn gezicht niet gezien. Wie is hij? Hoe kent jij mijn bijnaam, maar een iemand gebruikte die naam maar die is dood. "Nee, het kan hem niet zijn, dat is onmogelijk." Fluister ik. Dan vliegt de deur open. "Hallo Alie, jij hebt lang geslapen." Ik herken de stem van de generaal. Hij loopt verder mijn kamer in. "Wie ben jij, en wat wil je van me, en hoe ken je die naam?" Bang staar ik de generaal aan. "Ah kom op Alie, herken je me serieus niet meer? Het is logisch aangezien je denkt dat ik dood ben, maar kom op zeg! Hoe kan je nou niet je broer herkennen?"

Het Huis van Haat ~Onhold~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu