Oh oh oh...
Trouble troublemaker, yeah
That's your middlename
Oh oh oh...
I know you're no good but you're stuck in my brain
And I wanna know
Why does it feel so good but hurt so bad
Oh oh oh...
My mind keeps saying
Run as fast as you can
I say I'm done but then you pull me back
Oh oh oh...
I swear you're giving me a heart attack
Troublemaker!
(Olly Murs ft. Flo Rida - Troublemaker)
(Vince)
'Wel, wel, wel, wie we daar hebben. Kimberley R26!', zegt de robot en hij wandelt nonchalant en traag op Kim af. Meteen vraag ik me af hoe de twee elkaar kennen. 'Dat is lang geleden. Heb gehoord dat je in een belangrijke missie zit.' De robot kijkt naar mij en ik voel haat opstijgen uit het diepste van mijn hart. Wat een lelijk stalen gezicht heeft dat monster. 'Wat flikflooi je dan met die mens? Een van je typische spelletjes? Verleiden en dan moorden?' De robot lacht om zijn eigen vaststelling. Kimberley en hij draaien ondertussen rondjes, terwijl ik aan de zijlijn sta te kijken. Kim ziet er woest uit.
'Neen, sukkel.' Ik zie dat ze weinig woorden heeft. Of weinig kan zeggen. Ze wil wel iets zeggen, maar kan niet. Mijn wantrouwende deel zegt me dat het aan mij ligt, maar ik onderdruk het. Kimberley en ik zijn vrienden. Vrienden mogen alles van elkaar weten. Toch?
'Vertel me dan... Wat doe je wel met hem?'
'Gaat je niks aan', spuwt ze. Ze staat nog steeds in aanvalspositie, maar toen ze daarnet het gezicht van de robot zag, haperde ze midden in haar beweging.
'Dus het maakt niks uit als ik de vleeshoop nu al neerschiet?' De robot z'n hand verandert in een pistool en richt het op mij in razend tempo. Voor wanneer ik het weet is het ding op mij gericht. Angstig kijk ik naar Kimberley. Ik mag nog niet dood. Ik moet het haar nog vertellen!
'Nee! Niet doen!', schreeuwt Kimberley en ze springt voor me. De robot grijnst.
'Zo zo... Ben je gewend geraakt aan je nieuwe emoties?' Kimberley wordt lijkbleek. Ze draait zich om naar mij.
'Ren', is het enige wat ze zegt. Ik knipper met mijn ogen. Wát moet ik doen? 'Ren, Vince, ren!'
Ze slaat met haar vuisten op mijn borstkas en ik zie dat haar ogen glazig worden. Maar haar ogen blijven droog. Geen tranen. Geen nattigheid. 'Ren!', tiert ze nu. Ik aarzel niet langer meer.
Ik grits het meisje met me mee en ren weg, door de tunnels, terug naar de Koepel. Het kleine meisje kermt in mijn armen. 'Sst... Rustig maar. We zijn er bijna.' Ik probeer haar op andere gedachten te brengen: 'Wat is je naam?'
Ze antwoordt zachtjes en met een ruwe stem: 'Ellen. Mijn naam', hier hoest ze even, 'is Ellen.' Ik ren gestaag door, maar ondertussen luister ik of ik een schot hoor.
'Mooie naam. Die van mij is Vince. Ik ben achttien.'
Haar oogjes gaan even open. 'Ik zes.'
'Leuke leeftijd.' Ze reageert niet meer. Mijn vragen zijn ook op. Snel denken, Vince... Ze moet wakker zien te blijven! 'Hé, kleintje, wakker blijven. Waar kom je vandaan?'