Where did I go wrong? I lost a friend,
Somewhere along in the bitterness.
And I would have stayed up with you all night,
Had I known how to save a life.
(The Fray - How To Save A Life)
(Kimberley)
Ik moest het zonder Vince stellen de voorbije 4 dagen. Ik ben nog steeds kwaad op hem. Maar het is voor zijn eigen bestwil. Die koppigaard moet eens leren wat het is om zijn zin niet te krijgen. En ondertussen houd ik me wel bezig met andere dingen. Zoals met Ellen praten. We zijn onderhand wel maatjes geworden. Ik vetrouw haar nog steeds niet - wat doet zij ook op mijn missie? Maar we geven elkaar tips over ons lichaam. Waar en wanneer we olie zullen drinken, in welke hoeveelheid en welke mensen verdacht zijn van massamoord. Vince is er een van. Maar hoe kwaad ik ook ben, ik zou Vince nooit de kop kunnen afsnijden. Niet koelbloedig, zoals Ellen. Zelfs praten over hem vermoorden vind ik lastig. Maar ik blijf koppig volhouden dat hij het moet bijleggen met Falk. Al bij al moet hij eens leren dat hij niet altijd zijn zin krijgt. Zoals ik al eerder vermeldde.
'Gaat alles goed met je, Falk?' Ik zet me neer naast het bed van Falk. Hij kan al terug lopen, maar is vaak verdoofd tegen de pijn. Het is de eerste keer dat ik praat tegen Falk na het akkefietje. Ik maak het me gemakkelijk op de stoel, maar dat is tevergeefs. Deze stoel zit echt niet goed.
'Ja hoor.' Zijn antwoord is kortaf, maar dat komt niet door de medicijnen of de pijn. Nee, dat komt omdat hij kwaad is op mij. Waarom? Dat moet je aan hem vragen.
Misschien omdat ik niks deed toen Vince hem in elkaar sloeg, wie weet. Maar ik zal het Falk niet vragen. Als hij kwaad wil zijn op mij, dan kan hij best zijn gang gaan. Ik heb genoeg andere kennissen hier. Vrienden kun je ze niet noemen.
'Is Vince misschien langs geweest?' Hij kijkt me zijdelings aan, maar als hij ziet dat ik ook naar hem kijk, kijkt Falk snel wel.
'Nee.' Hij is even stil, maar voegt er dan aan toe: 'Waarom?'
'Gewoon.' Wat een waardeloos antwoord. Maar ik voeg er niks meer aan toe. Als Falk koppig mag zijn, dan mag ik dat ook. We zijn een tijdje stil. 'Wanneer mag je hier weg?'
'Weet ik niet.' Stilte. God, wat een stijve plank. Of ben ik het probleem hier?
'Is vast saai hier, niet?'
'Yup.' Kris is druk in de weer met zijn kasten op orde te stellen, wat redelijk veel lawaai maakt. Ik besluit dat nu het juiste moment is om te vertrekken.
'Nou... Dan ga ik maar weer eens.' Ik stel me recht en onze blikken ontmoeten elkaar. 'Daag.'
Hij knikt als afscheid en ik stap op een rustig tempo de deur uit, maar eigenlijk zou ik liever naar buiten stormen. Ik hou niet zo van ziekenzalen.
'Auw!', roept een meisje als ik de klapdeuren uitloop en tegen haar bots. Ik had haar niet gezien. Ze struikelt naar achteren, maar kan haarzelf ondersteunen met haar handen. Al bij al ziet de val er niet zo pijnlijk uit als haar schreeuw deed vermoeden.
'Ow, sorry! Het spijt me! Gaat het?' Ik weet dat er niks kan schelen met het meisje, maar uit beleefdheid vraag ik het haar toch. Zoals verwacht schudt ze haar hoofd.
'Ja, het gaat wel. Niks gebroken.' Ze grijnst naar me en ik help haar recht. 'Mijn naam is Shari, trouwens, aangenaam.' Gek, het meisje ziet er niet uit als een Shari. Meer als een Clarissa... Blond en recht haar tot het midden van haar rug en mosgroene ogen. Haar neus is klein en spits. Haar lichaam is dan weer niet zo klein. Lange benen, vooral. Een meisje om jaloers op te zijn. Waarom heb ik haar nooit eerder opgemerkt?