Het was alweer het eind van de ochtend toen de stad in zicht was. Mijn cape had ik in één van de tassen aan Luna's zadel gepropt.
'Ik heb gehoord dat je hebt toegegeven aan Dannyls' idee,' zei Luna tegen me toen de stad in zicht was.
Ik zuchtte en keek naar de burgers vanaf ver toen we over de grote weide reden die voor de stad lag.
'Is het een verkeerde keuze geweest?' Vroeg ik fronsend. Luna liet een diepe zucht horen en schudde haar hoofd.
'Nee, misschien was het wat impulsief maar geen verkeerde keuze,' antwoordde ze.
Ik sloeg mijn hoofd naar achter. 'Ik wil niet al te snel handelen,' mompelde ik. Luna was even stil en schudde even met haar manen.
'Maar dat is het nou juist Davina. Je móet snel handelen want er is haast geen tijd meer! De winter komt elke dag steeds dichter bij Davina en reizen in die kou kan niet iedereen,' zei ze toen.
Ik beet in mijn kiezen en wist dat ze gelijk had.
Ik zou de enige zijn die een warme schild over me heen kon trekken wanneer het te koud werd en de groep was te groot om iedereen in dat schild te krijgen. Het zou ons alleen maar ophouden.
'Goed,' bromde ik toen ik een tikje teken Luna's flank gaf.
'Ik ben zo terug oké?' zei ik vlug tegen Luna wanneer ik haar teugels los maakte en ze aan de zadel vast knoopte.
Zonder op haar antwoord te wachten liep ik naar het steegje aan de overkant van de stallen.
Ik wilde hier zo snel mogelijk weg en had geen tijd om met voorbijgaande burgers te praten dus liep ik door steegjes om zo na een tijdje weer bij de herberg Quod Neru Elor aan te komen.
Ik duwde de deuren open en keek fronsend om me heen.
Naar wat was ik op zoek? Mijn ogen gleden naar de plek waar ik twee dagen geleden ook naar gluurde.
Daar zat hij weer. Met zijn handen stevig om een mok geslagen en hetzelfde zwarte gewaad.
Een schaduw viel over zijn gezicht omdat hij die achter zijn capuchon verborg.
Ik keek naar de bar maar zag dat Bruce er nog niet was.
Met een gloeiend hete mok thee liep ik door de bar naar achteren en ging vlak bij de tafel van de onbekende man zitten.
Ik nam een grote slok en gluurde over de rand van mijn mok naar de man. Met zijn middelvinger gleed hij steeds langs de rand van zijn mok.
Ik zette mijn mok neer en keek naar mijn tafel.
'Als je zo graag wil weten wie ik ben kan je het me zelf ook vragen.'
Mijn hoofd schoot weer omhoog naar de zware stem.
Hij had zijn hoofd wat opgetild zodat ik kon zien dat hij een mondhoek omhoog trok.
Ik gaf hem een geïrriteerde blik en sloeg mijn armen over elkaar.
'Sorry?' Ik trok mijn wenkbrauw op en staarde met een woeste blik naar zijn gezicht toen hij zijn capuchon wat naar achter schoof.
Ik kon niet ontkennen dat hij knap was. Want dat was hij zeker. Zijn donkere ogen staarde uitdagend in de mijne. Zijn donkerbruine haren vielen voor zijn groene kijkers wanneer hij zijn hoofd neer sloeg en weer rondjes over de rand van zijn mok begon te trekken. Een litteken sierde zijn kaarsrechte kaaklijn.
Een stilte volgde en het leek erop dat hij niet van plan was die te verbreken.
'Wie ben jij?' vroeg ik toen ik me voorover boog en mijn nog hete mok fijn kneep.
Zijn ogen gleden naar mijn handen die langzaam rood werden van de hitte. Ik greep de mok wat steviger vast en beet geïrriteerd in mijn wang toen hij niets zei. Toen schoten zijn donkere ogen naar die van mij.
'Elias. Elias Novas,' zei hij en hij nam een slok van zijn dampende mok zwarte thee.
Ik fronste en staarde hem even aan. Zijn naam kwam me bekend voor.
Novas. Ik kneep mijn ogen samen en keek hem wantrouwend aan. Mijn blik gleed naar de stevige houten boog die hij tegen de tafel aan liet leunen en weer terug naar hem.
'Ik ben een jager,' zei hij toen hij mijn blik op zijn boog had opgemerkt. Ik trok mijn wenkbrauw op.
'Een jager zeg je?' Hij knikte en trok een wenkbrauw op. 'Ik herken alle inwoners in Eldor en ik heb je hier nooit gezien. Dus ik vraag het je nog een keer,' zei ik toen ik opstond en in de stoel tegen over hem ging zitten.
Ik zette met mok neer, vouwde mijn handen in elkaar en boog naar voren.
'Wie ben jij?'
Hij staarde me even aan tot hij zijn mok weer op pakte en een grote slok nam. Een klapte hem weer op de tafel. Hij vouwde zijn handen in elkaar en liet ze op zijn buik rusten.
'Mijn naam is Elias Novas en ik ben een jager uit de westerse bossen van Eldor, vrouwe,' zei hij met een halve glimlach. Ik beet mijn kiezen op elkaar en zuchtte diep.
'Oké Elias Novas. Welkom in hoofdstad van Eldor, Edaerlynn,' zei ik kalm toen ik mijn mok weer naar mijn lippen bracht.
'Mag ik nu vragen wie u bent?' Ik gunde hem geen blik waardig en pikte wat vers brood uit zijn mandje.
'Mijn naam is Davina El Dor,' zei ik terwijl ik het broodje in mijn mond propte. 'El Dor?' Vroeg hij verbaast. Ik keek hem emotieloos aan en nam weer en slok uit mijn mok.
'Dat heb je goed gehoord Novas,' mompelde ik.
Ik zag zijn voet wat dichter naar zijn boog schuiven en wiebelde met mijn vingers zodat de boog in mijn handen vloog. Mijn vingers gleden over de ingekerfde tekens en symbolen.
'Prachtig handwerk.' En zeker geen magiërsboog. Ik draaide de boog om in mijn handen en gleed met mijn wijsvinger over de stevige pees.
Elias keek met oplettende ogen van mijn gezicht naar mijn handen die zich stevig om de boog hadden geslagen.
'Maar ik denk niet dat we deze hoeven te gebruiken op een mooie dag zoals deze, niet waar?' Glimlachte ik zonder humor. Zijn mondhoeken gleden langzaam omhoog.
'Je bent erg oplettend voor een dame,' glimlachte hij. Ik trok mijn wenkbrauw op.
'Wil je zeggen dat vrouwen minderwaardiger zijn dan een man Novas?' Hij lachte zacht en schudde zijn hoofd.
'Dat heb ik nooit gezegd Davina,' zei hij. Ik trok mijn kin op en verstevigde mijn greep op zijn boog.
'Opperhoofd voor jou,' zei ik waarschuwend. Zijn reactie daarop was simpel gezegd respectloos.
Hij gooide een zak munten op tafel voor de bar. Daarna stond hij op, griste zijn boog uit mijn handen en liep zonder nog een woord te zeggen de deur uit.
JE LEEST
Blood Promise - Empire of chaos and knowledge: boek 1
FantasíaDavina's verhaal (Magiër Opperhoofd) Jaren na een hartverscheurende oorlog tussen Magiërs, Vikings en Mensen leven de drie stammen apart van elkaar. Davina, Opperhoofd van de Magiërs, ontdekt dat nog lang niet alles is opgelost tijdens de oorlog. ...