De Herberg

122 8 3
                                    

Op een gegeven moment kwamen we bij het einde van de rivier. Het was een klein poeltje dat nu door de kou gedeeltelijk bevroren was. Ik vond dit een goede plek om pauze te houden en weer water bij te vullen. Gelukkig was het water hier weer schoon, niet helemaal gevuld met as. Volgens mijn kaart was het dichtstbijzijnde dorpje ongeveer twee dagen verderop. Er liep een grote weg bijna rechtstreeks naar dat dorpje, en ik besloot vlak langs die weg te reizen. Voor veel mensen waren huurling vrij onbekende en mysterieuze mensen, dus om vragen te mijden besloot ik een paar meter naast de weg te lopen, net achter de bosrand. Overigens, het zou een beetje raar zijn als een geheel zwart gekleed persoon met een wolf en paard op pad zou gaan. Mensen dachten dat wolven duivelse wezens waren. 

Nadat we allemaal hadden gedronken gingen we weer op pad. Ik vond al snel de weg en bleef op afstand. Galdur begon steeds meer aan de wolf te wennen. Ik keek naar hem, hij zat mij nog steeds trouw te volgen. Toen we hem net vonden wilde ik nog wel eten voor hem achterlaten zodat hij terug kon naar zijn roedel, maar hij bleef ons maar volgen. Zolang zijn poot het volhield vind ik het prima. Galdur vond het nog steeds een raar idee, ik dacht eerst dat hij  niks van die wolf wilde afweten, sinds hij als klein veulen is aangevallen door een wolf. Gelukkig leek hij het nu wel prima te vinden.

''Hoe zal ik je noemen?'' Vroeg ik aan de wolf. Natuurlijk kon hij niet reageren, maar hij keek mij aan. 'Wat dacht je van Wolf?' Hij begon een diep grommend geluid te maken, dat werd het niet dus. Ik dacht even na. 'Fidel?' De wolf keek mij aan, hij leek tevreden. 'En Fidel wordt het.' Zei ik tegen hem. Zo reden we nog twee dagen, ik moest nog een paar keer het verband van Fidel verwisselen, maar het heelde goed. We waren gelukkig vrij weinig mensen tegengekomen. Waarschijnlijk omdat de winter begon en iedereen voorraden aan het inslaan was.

Uiteindelijk bereikten we het einde van de weg. Het laatste stuk reden we over het pad. Ik ben hier al eens geweest, tijdens mijn eerste echte opdracht. Een vrouw werd ervan verdacht een heks te zijn, en ze wilde dat ik het tegenovergestelde bewees. Het was een lieve vrouw, maar helaas werd ze -nadat ze onschuldig verklaard was- vermoord door een paar mannen die dachten dat zij hun kinderen had ontvoerd. Ik deed mijn cape weer om, de zon ging onder en het zou heel snel koud worden. We liepen over de hoofdweg, die naar een herberg. Het was een kleine herberg, met een stuk of drie kamers. Maar het was genoeg voor een paar dagen, ik wilde aan wat mensen vragen was ze weten over Ransbeek. 

Ik liet Galdur en Fidel achter in een verlaten stal, het zou een beetje raar zijn als ik met een wolf en een paard binnen zou komen. Het is jachtseizoen, dus dat kon ik maar beter niet doen. Als jager zou ik er heel veel voor over hebben om zo'n mooie wolf te krijgen. Ik besloot nog steeds mijn cape om te houden, misschien zouden een paar mensen mij herkennen. Als huurling heb je het liefst dat zo min mogelijk mensen je kennen, het was niet de bedoeling dat iedereen vrienden met je wilt worden. Gelukkig kende ik de barman al, we kenden elkaar al heel lang dus een kamer krijgen zou niet heel moeilijk worden. Nu maar hopen dat niemand anders mij herkent. Ik liep de herberg binnen, binnen stond een haardvuur aan waardoor de kamer aangenaam warm was. ''Doe even de deur dicht wil je?'' Vroeg een man, die dicht bij de deur zat. ''Het is al koud genoeg hier.'' Zo, die heeft een humeur. De man was geheel in het zwart gekleed, net zoals ik eigenlijk. Toch had hij iets eigenaardigs, alleen ik wist niet wat. Gelijk sloot ik de deur en ging op een stoel zitten bij de bar. Ik voelde de ogen van die man  in mijn rug. Hem zou ik een tijdje in de gaten houden. Na wat gedronken te hebben had ik een kamer geregeld en ik haalde wat spulletjes op uit de stal. Toen ik daar aankwam was het al donker geworden, een man zat nog net de paar laatste lantaarns aansteken. Ik liep door naar de stal waar Galdur en Fidel nog braaf stonden te wachten. Het was al vrij laat, dus de meesten waren alweer naar huis gegaan van de herberg, dus ik besloot om Fidel ook mee naar de kamer mee te nemen. Dan kon ik zijn poot in de gaten houden, en voorkomen dat iemand hem mee zou nemen. Galdur kon wel in de stal blijven, hij is zo getraind dat als iemand op hem wilde stijgen of mee wilde nemen die hij niet kende, zou aanvallen. Ik liet hem gewoon los in de stal en gaf hem wat graan wat in een hoekje van de stal lag. Daarna ging ik met Fidel naar mijn kamer. Morgen zou ik wat gaan rondvragen over de brand bij de Raaf. Misschien was die chagrijn er ook weer. 

Het was midden in de nacht, Fidel lag naast het bed bij het hoofdeind, toen ik werd gewekt door een geluid. Mijn instinct vertelde mij heel stil te blijven zitten, als er een indringer was zou die waarschijnlijk nog denken dat ik sliep. Het was gekraak, van de oude houten planken. Fidel begon te grommen, ik maakte het gebaar dat het goed was. Onderweg had ik hem wat kunstjes geleerd die nog wel van pas konden komen. De indringer was nog niet mijn kamer binnen, dus ik draaide me langzaam om, om mijn boog te pakken. Ik spande hem aan ik liep voorzichtig naar de deur, waar ik rustig bleef wachten. Ik stond aan de andere kant van de deur, waar de scharnieren zaten, zodat de indringer mij niet meteen zou zien. Er werd op de deur geklopt: 'Vrouw Chinouk? Bent u wakker?' Zei een man met een gedempte stem. Ik herkende hem meteen, het was de man van bar gisteren. Hij noemt mij altijd vrouw Chinouk, vraag me niet waarom. Langzaam opende ik de deur, daar stond Rao. Er was even een stilte. Toen praatte hij door. ''Ik wilde u waarschuwen vrouw Chinouk!'' ''Waarvoor wil je mij waarschuwen, het is midden in de nacht.'' Hij werd nerveus. ''Ik kon niet slapen deze nacht, en ik hoorde buiten iemand tegen zichzelf praten.'' Hij keek even naar de gang achter hem om te kijken of iemand hem was achtervolgen.''Ik hoorde niet precies wat hij zei, maar ik heb eruit begrepen dat hij u wilt overvallen, wat hij daar ook met wilt betekenen.'' Ik dacht na, wie zou mij nou willen overvallen? Alleen die gast van de Raaf misschien, maar die was ik aan het begin al kwijtgeraakt van deze reis. Ik bedankte hem, en deed de deur weer dicht. Rao kon soms wel overdrijven over dingen maar ik zou wel extra goed opletten. Je weet maar nooit.



ChinoukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu