Een Oude Vriend

64 5 0
                                    

Toen ik terug bij het kamp was zag ik dat Avery tegen zijn paard Dowan aan zat,  die rustig op de grond lag. 'Gaat het weer?' Vroeg ik. 'Het kruid is uitgewerkt, maar ik voel me al weer een stuk beter. Ik ging naar het midden van ons kamp om een klein kampvuur te maken, ik had nog even de omgeving gecheckt en zag niemand meer. Het kon geen kwaad om een beetje op te warmen, het was alweer donker aan het worden en het werd dus ook een stuk kouder. Nadat het vuurtje goed op gang zette ik een afdakje op waar we onder gingen slapen, misschien zou het nog sneeuwen vannacht.

Eerst werd ik er niet echt wakker van, het was een regelmatig geluid. Het stoorde mij pas toen het ophield. Ik liet mezelf even wakker worden voordat ik mijn ogen open deed. Overal om mij heen hoorde ik geritsel in de bosjes, het leek niet te stoppen. Ik lag op mijn rug onder het zeil, langzaam draaide ik mijn hoofd naar Avery. Hij sliep nog. Ik besloot nog even te luisteren naar de bosjes. Nu hoorde ik een heel bekend geluid, het was gerinkel van wapens. Ik bleef doodstil liggen. Er klonk wat gefluister, ik kon het niet erg goed verstaan maar hoorde wel wat woorden. 'We moeten wachten... wakker worden.' Mijn aandacht ging van het gesprek naar Avery, die nog diep lag te slapen. Ik schoof voorzichtig naar hem toe en porde hem in zijn schouder. 'Avery, wakker worden!'  Fluisterde ik. Hij begon in zijn slaap te praten 'Ik ben moe, ga slapen Chinouk.' Hij draaide zich om en sliep rustig verder. Nu moest hij echt wakker worden, ik kon het niet toestaan dat ik mij zat uit te sloven terwijl hij lekker zat te slapen. 'Avery' Nu stootte ik hem in zijn rug. Hij schrok ervan en schoot omhoog, toen hij echt wakker was duwde ik hem weer op de grond. 'Wat is dit allemaal? Wat doe je?' Ik gaf Avery het teken dat hij stil moest zijn. 'Blijf liggen!' Gelukkig bood hij geen weerstand meer en ging weer rustig liggen. Ik fluisterde wat er aan de hand was. 'We zijn omringd door rovers denk ik, ze kunnen ons elk moment aanvallen.' Hij keek mij niet begrijpend aan. 'Er is helemaal niemand, waarom den-' Het geritsel klonk weer, het was onmiskenbaar. 'Heb je een zwaard bij je?' Avery knikte, hij haalde voorzichtig een zwaard uit een zadeltas van Dowan. Ik pakte mijn boog, dat naast mij lag, en legde er alvast een pijl op. We bleven rustig liggen wachten tot er iets gebeurde. Net toen we onze wapens in onze handen hadden kwamen er een stuk of tien gemaskerde mensen uit de bosjes gesprongen. Allemaal waren ze zwaar uitgerust met zwaarden en kruisbogen. Ze hadden allemaal een masker op, waardoor ze onherkenbaar waren. Ze kwamen van alle kanten vandaan en stonden dreigend in een kring om ons heen. Ik seinde Avery dat hij naast mij moest staan, met onze ruggen tegen elkaar. Toen begonnen de mannen met kruisbogen allemaal te schieten. Ik hoorde de pijlen langs mijn hoofd suizen. Het waren goede schutters, maar ik was beter. Avery begon met aanvallen terwijl ik de schutters één voor één neer begon te schieten. Nu bleven er nog zes mannen over. Ik legde mijn boog op de grond en rende onverwachts naar voren. Ze hadden zich duidelijk voorbereid op weerstand.  Gelukkig had Avery leren zwaardvechten en kon hij ook meehelpen. Ik rende naar een overvaller toe en sloeg zijn zwaard uit zijn hand met mijn twee messen. Ik gaf hem een enorme trap van voren in zijn maag, hij viel stijl achterover. De man die naast hem stond rende nu met een groot zwaard naar mij toe. Ik wachtte geen seconde en gooide één van mijn messen in zijn bovenbeen. Schreeuwend liet hij zijn zwaard vallen en viel op de grond terwijl hij naar zijn been greep. Ik zag dat Avery in moeilijkheden zat. Een rover hield hem vast in de wurggreep terwijl een andere naar hem toe liep met een kruisboog. De schutter stond nu een paar meter voor Avery. Zonder erbij na te denken gooide ik mijn Saksische mes richting de schutter. Voordat de schutter kon schieten doorboorde mijn mes het kruisboog. De pees schoot los en de pijl viel op de grond. De schutter keek even geshockt naar zijn nutteloze wapen, die tijd had Avery net nodig om te ontsnappen. Met de scherpe hiel van zijn laars trapte hij op de voet van de man die hem vasthield. Hij liet Avery los en schreeuwde het uit in de pijn. Ik rende snel naar de schutter en vloerde hem, pakte zijn kruisboog van hem af en gaf hem er een klap mee tegen zijn hoofd. Ik gooide het wapen op de grond en keek rond.

Daar stonden we dan, omringd door een stuk of 10 rovers. 'Wat nu?' Vroeg Avery, terwijl hij nog op adem kwam. Ik haalde mijn schouders op en liep naar één van de overvallers. Ik deed zijn masker af, misschien zou ik hem herkennen. En inderdaad, ik kende hem. Het was een oude vriend van mij, Malik. Hij was jaren lang mijn beste vriend, totdat hij samen met zijn vader ging verhuizen, zijn vader wilde een 'normaal' leven beginnen, gewoon in een dorpje. Sindsdien heb ik hem nooit meer gezien. Ook al was het al 8 jaar geleden, hij was nauwelijks veranderd. Avery zag dat ik raar keek en vroeg of ik hem kende. 'Het is een oude vriend van mij.' Ik ging maar niet al te veel praten, straks komt hij er nog achter dat ik een huurling ben. Hij liep naar mij toe en ging naast mij knielen. 'We moeten erachter komen waarom ze ons hebben aangevallen. Laten we er een meenemen en de rest achterlaten. We moeten snel weer doorgaan, dit duurt allemaal te lang. Het lijkt niet alsof de hele wereld niet wilt dat we naar die magiër gaan.' Avery vond dit een goed plan en haalde wat touwen uit zijn zadeltassen. 'Laten we hem meenemen.' Zei ik, wijzend naar Malik.

ChinoukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu