Deze versie van het verhaal heb ik nog nooit eerder gehoord. Eerst geloofde ik het niet, maar naarmate het verhaal inzonk begon ik het te realiseren. De hevige storm buiten, de mensen die in klaar daglicht binnen waren, de weinige bezoekers in de herberg... Ik was in mijn gedachten weggezonken toen de deur werd opengeslagen. Er liep een lange gestalte de herberg binnen. Een grote cape bedekte zijn gezicht, iedereen in de herberg keek naar de naderende gestalte. Eerst keek hij even rond, maar toen hij mij zag liep hij naar mij. In het licht van de lantaarns kon ik net de vorm van zijn gezicht zien. Hij had een bleke huid, die al jaren geen zonlicht heeft gezien. Iedereen in de herberg hield zijn adem in, en ik wist waarom. Ver in de hoek hoorde ik iemand fluisteren. 'Dat is Vesh!' Diegene die het zei probeerde het zacht te zeggen, toch kon iedereen het horen. Nu waren alle oren gericht op de man die in de hoek zat. De lange gestalte, die blijkbaar Vesh heette, keek naar de arme man. Hij maakte een snelle beweging, nauwelijks te zien. Voordat iemand ook maar iets zag viel de man van zijn stoel af, met een pijlpunt die diep in zijn borstkas was geboord. Terwijl Vesh dit deed viel zijn capuchon af, hij bleek een zij te zijn. Het was een vrouw met ijs witte haren en een gezicht dat alleen maar een schedel met wat huid leek. Ze had ook witte wimpers en een groot litteken dak van haar hoorhoofd helemaal schuin naar een mondhoek liep. Ze keek de ruimte rond. 'Wacht maar af... wacht maar af. Als ik jullie was zal ik maar alvast rennen.' Met deze woorden liep ze weer de herberg uit. Het duurde een paar seconden totdat mensen weer normaal durfden te ademen en wat te praten. 'Als ik u was, mevrouw, zal ik inderdaad rennen voor uw leven. Voor deze mensen hier is geen hoop, Vesh heeft ze gezien en zal ze vinden. Omdat u hier niet woont zal ze u een stuk slechter terug kunnen vinden. Ga, nu het nog kan.' Zei de oude man bij wie ik aan tafel zat. De man had het verhaal van Vesh verteld, een donkere elf die elk jaar een willekeurig dorp verwoest. Vesh kon alles horen, als er iemand over haar praatte wist zij het. Ze koos vaak het dorpje uit die het bangst voor haar waren, voordat je de kans had om te vluchten was alles al verwoest. Ik besloot geen tijd meer te verspillen en liep naar Avery, die duidelijk in shock was van wat er net was gebeurd. 'Kom mee, pak je spullen, we vertrekken meteen.' Ik pakte Avery bij zijn arm en nam hem mee naar boven. Ik liep naar mijn kamer en pakte mijn boog, dat was het enige dat ik had meegenomen naar de kamer. Toen ik naar buiten liep stond Avery al klaar. 'Waarom moeten we zo snel weg?' Hij vond het raar waarom we ineens moesten vertrekken. 'Ik vertel het je wel onderweg, als we veilig zijn.'
We gingen via de achterdeur van de herberg naar buiten, zodat we niet gezien zouden worden. Gelukkig stond de stal recht achter de herberg en we konden zo opstijgen. Galdur begon waarschuwende geluiden te maken, Fidel en Dowan vonden de sfeer ook gespannen. Ik klopte Galdur zachtjes in zijn nek. 'Het is al goed, ik weet het.' Fluisterde ik zachtjes in zijn oor. Avery keek mij raar aan. 'Zullen we dan maar gaan?' We vertrokken naar het bos. Het dorpje lag niet ver van het bos, maar ik ging ervan uit dat Vesh en de rest van de elven uit het bos zouden komen, dus ik besloot dat we over het open veld zouden weggaan. Avery had moeite om het allemaal te begrijpen, als we zeker wisten dat we niet achtervolgd werden zou ik hem vertellen wat er gebeurde. We reden een vrij lang stuk over het veld totdat we weer bij bossen kwamen. Ooit was er op dit veld een enorm rijk, maar dat was verwoest in een grote oorlog die vijf eeuwen geleden gebeurde. Nu was het groen grasveld met hier en daar een struikje. Toen we in het nieuwe bos aankwamen, nu een dennenbos, gingen we van galop over naar stappen. 'Dus vertel, wat heeft die man jou allemaal verteld?'
'Die man die je zag in de herberg was een informant, die naar Juinen was verhuisd. De verhalen van de monsters waren een halve eeuw geleden ontstaan, toen het eerste dorpje werd overvallen door mysterieuze wezens. Niemand overleefde het, behalve één iemand die het verhaal door vertelde, natuurlijk geloofde niemand hem en het verhaal werd gebruikt voor de kinderen in de dorpen. Onze informant, Nic heet hij, besloot in Juinen te wonen om te kijken wat er allemaal aan de hand was. Het dorp stond er namelijk om bekend dat het om de paar jaar volledig wordt verwoest, niemand weet waarom.' Avery vond het allemaal nog een beetje vaag. 'Maar wat heeft dat te maken met dat Vesh type die we zagen?' 'Die Vesh type, was een zwarte elf.' Avery liet mij niet uitspreken. 'Elven bestaan niet! Die bestaan alleen in sprookjes voor kleine kinderen.' 'Je moet mij hiermee vertrouwen, elfen bestaan. De donkere elven, of Svartalfer, komen ver hiervandaan. Als je ze al hebt gezien ben je waarschijnlijk een gelukkige overlever of je dorpje gaat nog verwoest worden. Vesh is hun leider, en elke paar jaar kiezen ze een nieuw slachtoffer uit, een plek waar het verhaal van de donkere elven het meest aanwezig is.' Avery leek het nog niet te begrijpen. 'Maar waarom roeien ze dan hele dorpen uit? Ik snap het niet.' 'Het verhaal is voor de meesten niet bekend, dat komt omdat die elven die dorpjes verwoesten waar de verhalen het meest bekend zijn. Ze willen graag anoniem blijven, maar de hele wereld kent ondertussen het verhaal. Wat mij betreft stijgt dit naar hun hoofd en breekt er binnenkort een oorlog uit.'
JE LEEST
Chinouk
Historical FictionChinouk is op haar vierde verjaardag ontvoerd, haar geheugen wordt gewist en ze wordt als huurling getraind. Wanneer ze erachter komt dat ze niet haar hele leven een huurling is geweest, verlaat ze haar thuis om de waarheid te achterhalen. Het het e...