De Stilte

92 7 3
                                    

Ik keek weer op mijn kaart, het dorpje zou erg dichtbij moeten zijn. En jahoor, daar was het al. Ik kon de rook uit de schoorstenen boven de bomen zien en naarmate we dichterbij kwamen zag ik ook huisjes en weides verschijnen. Dit dorpje heette Juinen, en had net als de andere dorpjes die we hadden bezocht een stuk of twintig huisjes. We besloten eerst twee kamers te regelen in een herberg, zo hadden we in ieder geval een plek om te overnachten. Zelf was ik nog nooit naar Juinen geweest. Mij was als kind verteld dat het hier spookte, maar ik geloofde dat niet. Het verhaal van de monsters van Juinen werd aan elk kind bij de huurlingen verteld,  gewoon als spannend verhaal voor het slapen gaan. Ik ben benieuwd of de dorpelingen van Juinen daar ook wat van wisten.

Toen we aankwamen waren er nauwelijks mensen op straat. Mensen stonden voor de ramen naar ons te kijken maar toen ik naar ze keek deden ze snel de luiken dicht. Dat was best raar,  aangezien het midden op de dag was en het dorpje naast de monsters ook nog bekend stond voor haar gastvrijheid. Daar was nu vrij weinig van de merken. Avery en ik gingen eerst naar de herberg. We zetten de paarden en Fidel in de stal achter het gebouw en liepen naar de ingang. Ik keek naar binnen en zag door de ramen van het gebouw dat er nauwelijks mensen waren. Slechts één man aan de bar en van de rest alleen nog de barman en misschien wat mensen aan de tafels.

Toen we binnen kwamen was het erg rustig, zoals ik al zag door het raam. Uit de hoek van de ruimte hoorde je zachte muziek van een klein bandje. Het leek wel alsof ze daar al dagen achter elkaar muziek stonden te maken. We keken rond naar andere mensen. Een man aan de bar, het bandje en waarschijnlijk de eigenaar van de herberg. Buiten hing er een scheef bord boven de deur met een onleesbare naam. 'Welkom in Herberg de Juinen!' Een man kwam enthousiast uit de keuken gelopen. Het was een oudere man die waarschijnlijk zijn hele leven heeft gewerkt in de herberg. De man vond  het een beetje ongemakkelijk, ik snapte het ook wel, op een 'normale' dag komen er ineens twee zwartgeklede onherkenbare mensen binnenlopen. Ik besloot het ijs te breken. 'Hallo, wij zoeken twee kamers. Zijn die misschien beschikbaar?' De man vond het allemaal maar spannend, hij liep zenuwachtig naar achteren en riep iemand om hulp. 'Leslena! Kom mij even helpen.' Hij keek ons aan en toen weer naar de keukendeur, hij wachtte ongeduldig. Na een tijdje kwam er een jong meisje de ruimte binnen, waarschijnlijk zijn dochter. 'Wil je deze reizigers even een kamer wijzen?' Het meisje liep naar ons toe, ze leek niet veel ouder van Avery, die duidelijk onder de indruk was. Ik stootte Avery aan waarna hij mij boos aankeek en ik vroeg of we van te voren moesten betalen. De man wilde duidelijk geen problemen met ons. 'Oh betalen? Nee, hoeft niet hoor. Volg Leslena maar, die brengt jullie naar jullie kamer.' Hij maakte een ongemakkelijke buiging en liep snel terug de keuken in. We keken naar Leslena, die al die hele tijd naar ons aan het staren was. Toen ze dat merkte keek ze naar beneden en liep vlug naar boven om onze kamers te laten zien. We hadden twee kamers naast elkaar gekregen met een tussendeur, we pakten onze spullen uit en maakten plannen voor wat we zouden doen die avond. 'Raar volk, vind je niet?' Vroeg ik. Avery haalde zijn schouders op. 'Misschien komen de monsters vandaag wel tevoorschijn.' Hij maakte er enge spookgeluiden bij. Blijkbaar heeft Avery ook gehoord van het verhaal van de monsters in Juinen. 'Ach hou toch op, je weet dat die niet echt zijn.' Antwoordde ik. Hij begon te lachen. 'Oké, maar wat gaan we doen vandaag?' 'Ik heb al even na zitten denken en ik ga ervan uit dat vanavond wel wat meer mensen de herberg in komen. Misschien kunnen we daarvoor al aan de bar zitten en een gesprek proberen aan te gaan met wat bewoners. Ik hoop dat we dan wat informatie kunnen krijgen over die monsters en misschien ook de brand van Ransbeek of de Raaf.' Avery knikte. 'Dat lijkt mij een zeer goed idee.' Ik keerde terug naar mijn kamer om daar mijn boog achter te laten. Ik ging nog een tijdje dingen opschrijven in mijn dagboek, waar ik alle gebeurtenissen van mijn reizen had opgeschreven. Het hielp mij dingen te onthouden en terug te denken aan die momenten. Het was al vrij laat dus het duurde niet lang tot de zon bijna onder ging en ik vertrok naar Avery zijn kamer. Mijn pijl en boog liet ik achter maar ik nam wel mijn Saksisch mes mee, je weet maar nooit. 

Toen ik Avery had opgehaald gingen we naar beneden, waar we ons avondmaal zouden hebben. De herberg beneden was een vrij grote ruimte eigenlijk, in het midden tegen de achterwand stond een grote bar, waar je ook maaltijden kon eten. Verspreid over de ruimte waren overal tafeltjes met stoelen. Geen van de tafels waren bezet. We gingen bij de bar zitten en bestelden ons avondeten. Leslena kwam uit de keuken tevoorschijn en ging achter de bar tegenover ons staan. 'Goedenavond!' Zei ze opgewekt. 'Wat mag het zijn?' Net toen ik wat wilde zeggen antwoordde Avery al. 'Wat staat er vandaag op het menu Les?' Ik zond Avery een vijandige blik en hij besloot maar stil te zijn. Hij was immers degene die ik heb meegevraagd. Leslena leek er niks van de merken. 'Vandaag hebben we varkenshaas met wat aardappelen en sla uit de moestuin.' 'Prima, we doen dat!' Zei ik. Lijkt mij sterk, sla in hartje winter. Maarja, waarschijnlijk is dit ook het enige wat ze te bieden hadden, het leek er niet op dat deze herberg een overvloed aan geld heeft. Wanneer we de borden met eten voor ons neus kregen lag er niet meer dan een klein stukje vlees met twee aardappelen en wat oude slablaadjes. Dit eten lijkt denk ik het meeste op een echte maaltijd voor de komende tijd dus we bedankten Leslena en begonnen in stilte te eten. We hadden de vorige dagen alleen maar gedroogd vlees, brood en geplukte bessen gegeten. Dit was een aardige afwisseling.

Na een tijdje kwamen er al wat mensen naar binnen, langzaam werd het steeds drukker. De meesten kwamen de trap afgelopen omdat ze al een kamer hadden. Avery en ik zaten nog steeds aan de bar te drinken. Muziek begon te spelen en de herberg leek ineens hartstikke goed te lopen. Het begon buiten hard te sneeuwen dus voorlopig zouden er niet veel mensen binnenkomen. Ondanks dat er gezellige volksliederen werden gespeeld hing er een gespannen sfeer. Dat was de hele dag al zo. Ik vroeg mij af waarom dit was. Ik vond dit maar raar, ik beval Avery bij de bar te blijven zitten en liep zelf naar een tafel waar een oudere man zat. Hij staarde een beetje naar de grond en merkte niet eens dat ik naast hem kwam zitten. 'Pardon' Nu keek hij op. 'Oh, ik zag je daar niet. Kan ik u ergens mee helpen jongedame?' Ik zocht even naar de goede woorden. 'Weet u misschien iets van de verhalen over de monsters in Juinen?' De ogen van de man werden groot. 'Praat daar maar liever niet over jongedame!' Hij sprak met een gedempte toon. 'Straks lok je ze hier naartoe.' Oke, dit is de goede man. De man schoof zijn stoel dichter bij mij. 'Wilt u het verhaal weten van de monsters?' Ik knikte, terwijl ik met mijn vingers vier keer op mijn been tikte. Hij zag het en begon zijn verhaal.

ChinoukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu