As

47 4 0
                                    

Ik had meer motivatie dan ooit om mijn ouders terug te vinden. Als de elven de dorpelingen echt hadden ontvoerd hadden we de grootste kans om ze te vinden als we terug zouden keren naar Juinen. 

'Als wat je zegt echt waar is hebben we geen tijd te verliezen, we moeten vandaag terugkeren naar Juinen om te kijken of de elven daar nog steeds zijn.' Iedereen stemde ermee in. Ik richtte me tot Malik. 'Vind je het echt goed als we jou hier achterlaten, als het goed is komt jouw vader je binnenkort ophalen zodat je weer naar huis kan.' Malik knikte. 'Ik vind het niet erg, ik heb genoeg meegemaakt en wil liever terug naar naar mijn vader.' Het leek me ook wel een beter idee als Malik naar huis zou gaan, ik wilde niet dat mensen hun leven gingen opofferen omdat ik zo graag mijn ouders terug wilde vinden. 

Na het ontbijt hielp ik Lucas met het opruimen, daarna pakten we eten in en vertrokken meteen. Toen we op onze paarden zaten en op het punt stonden te vertrekken zag ik Malik in de deuropening staan om ons uit te zwaaien. 'Tot de volgende keer! Succes met jullie zoektocht!' We zwaaiden terug. 'Bedankt voor alle hulp Malik!', riep Avery nog na. Daarna gaven we onze paarden de sporen en gingen op pad naar de drie boomstammen. Het weer was gelukkig een stuk rustiger, het sneeuwde niet meer en er lag ook geen een enorm dik pak sneeuw op de wegen.

Eenmaal bij de boomstammen aangekomen pakte Lucas een kaart uit zijn zadeltas. 'De elven zijn al een jarenlange dreiging, en ik heb ze al sinds de brand in Ransbeek in de gaten gehouden. Als het goed is moeten we hier naartoe,' hij wees naar een plek op de kaart, ik herkende de omgeving daar meteen, te plek waar hij naar wees was vlakbij het dorpje de Raaf. Het dorp waar Avery woonde, 'maar het is misschien handig om eerst terug naar Juinen te gaan. Het zou helpen als daar de elven nog zijn.'  Lucas pakte de kaart weer in en we gaven de paarden de sporen. 

Tijdens de hele reis lieten we de paarden eerst een half uurtje galopperen, daarna 10 minuten lopen naast de rijdieren, en dat de hele weg herhalen. Dit was de beste manier om ergens snel te komen, de paarden konden dit dagen volhouden. Een paar dagen later kwamen we bij Juinen aan, dachten we... We liepen naast de paarden en waren bezig met een heuvel te beklimmen. Het dorpje was omgeven door heuvels, en als we één naderden zouden we Juinen al moeten horen. Het dorpje was altijd vol met handelaren die hun goederen wilden verkopen, maar nu hoorden we helemaal niks. 'Dit geeft me geen goed gevoel.' Avery had het ook gemerkt, er is iets veranderd. Ik stopte met lopen en draaide me om. 'Wacht hier, ik ga kijken wat er aan de hand is.' Lucas en Avery knikte en liepen richting een boomstam om daar op te gaan zitten. Ik steeg op en liet Galdur de berg op galopperen. Eenmaal boven aangekomen was daar wat ik al de hele weg naar Juinen vreesde. Onderaan de heuvel begon het al, een deel van het gras was zwartgeblakerd en dichterbij het dorpje was er meer en meer verwoest. Het leek precies op de Raaf, alles was helemaal tot aan de grond afgebrand, geen teken van leven. Dit moest wel gebeurd zijn nadat we waren vertrokken, Vesh kwam de herberg niet binnen omdat ze hallo wilde zeggen, ze waarschuwde ons. Ik gaf Galdur een por in de zij en keerde terug naar Lucas en Avery.

Na het verteld te hebben gingen we met z'n drieën naar Juinen, of wat er over van was. Er konden altijd nog aanwijzingen zijn waar de elven naartoe zijn gegaan, en wellicht waren er nog overlevenden. We kwamen het 'dorp' binnen via de hoofdweg, overal lag verbrand hout op de grond, soms kon je nog net een inwoner herkennen. Avery keek met een vies gezicht om zich heen, 'Dat je ooit zoiets kan doen, ik begrijp het echt niet.' We splitsten op om de huizen te doorzoeken naar aanwijzingen. (Of wat er nog van over was gebleven) 

Nadat we een tijdje lang hadden gezocht en niks hadden gevonden verzamelden we weer bij de heuvel, waar we vandaan kwamen. Toen we weer op de heuvel stonden viel me wat op in het bos. Een smalle rookpluim kwam tussen het bladerdek omhoog. Dat was me niet opgevallen toen ik voor de eerste keer naar Juinen kwam, nu wilde ik maar al te graag weten waar die rookpluim van was. Ik keek naar Avery en Lucas en wees richting de rookpluim. 'Wat zou daar zijn?' De twee jongens keken elkaar aan en haalden hun schouders op. 'Het kan geen kwaad om er even naartoe te gaan.'

We daalden weer van de heuvel af, maar nu gingen we naar de rookpluim. Avery dacht dat het gewoon een smeulend kampvuur was, van een reiziger, maar ik dacht iets heel anders. Bij de bosrand vonden we snel een smal bospaadje dat vrijwel naar de rookpluim liep. 

Toen we daar aan waren gekomen kwamen we uit bij een boerderijtje, dat ook was vernietigd door het vuur. De elven moesten dit gebouw apart hebben afgestoken, want het bos er omheen was nog helemaal intact. We liepen naast de paarden naar waar de ingang zou hebbennmoeten staan. Er was weinig over, afgezien van een paar deurposten en stukken muur. Toen we dichterbij kwamen zag ik dat onder al het puin wat bewoog, het leek wel adem te halen.

ChinoukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu