Het Huisje

49 5 1
                                    

De maaltijd die we voorgeschoteld kregen in herberg was aanzienlijk beter dan ons eten van de afgelopen dagen. Ondanks dat het net winter werd had het gebouw een rijk assortiment van verschillende soorten vlees en groenten. Toen we ons diner hadden gekregen zaten we aan een tafeltje helemaal in de hoek van het restaurant. Ik had deze plek uitgekozen, zo kon ik goed zien welke mensen de herberg in- en uitliepen. Gelukkig konden we ons bord rustig leeg eten zonder dat we werden overvallen door een horde elven of huurlingen. Nadat we ons eten op hadden gegeten liepen we met z'n drieën terug naar de paarden en gingen weer richting het grote pad waar we vandaag kwamen.

'Alles bij elkaar genomen zijn we nog best goed bezig.' Zei Avery, terwijl hij zich even uitvoerig uitrekte in zijn zadel. 'Afgezien dat we bijna werden vermoord door een bende huurlingen...' Ik keek grijnzend naar Malik. '...en meerdere keren werden opgezocht door elven.' Avery schudde zijn hoofd, 'Oké dan, maar geef toe, van de rest zijn we er nog best goed van af gekomen.' Ik schudde mijn hoofd. Waarschijnlijk zag het ergste er nog aan te komen.

'Kijk.' Avery zag ze als eerste. 'Daar zijn de boomstammen, we moeten hier het grote pad af.' Toen we bij de boomstammen aan kwamen lagen daar inderdaad drie boomstammen keurig naast elkaar op het pad. Toen ik naar rechts keek zag ik ook een heel vaag paadje, net breed genoeg om met je paard doorheen te gaan. We liepen richting het paadje, dat nu steeds duidelijker te zien was. Ik ging samen met Malik achterop als eerste het paadje in. Avery volgde ons. In het begin leek het alsof al tijden niemand erop heeft gereden maar gelukkig werd het steeds breder naarmate we dieper in het bos kwamen en we konden nu naast elkaar rijden. We reden nog een stukje door totdat we er een klein huisje verscheen tussen de bomen. Naarmate we dichterbij kwamen werd het huisje steeds duidelijker zichtbaar. Het leek net alsof het om een enorm veld stond, met het huisje in het midden. Toen we het bos echter uitreden zagen we dat het een gigantische weide was. Het boerderijtje was erg klein, eigenlijk was het nog niet eens een boerderij, omringd met een goed onderhouden moestuintje. De omgeving was prachtig, overal zag je wilde dieren grazen en op de meeste plekken was de sneeuw nog onaangeraakt, het licht leek wel uit de grond zelf te komen. Ondanks dat het zonnetje scheen was het nog erg koud, ver onder het vriespunt. Met onze cape ver over ons hoofd getrokken liepen we naast elkaar op onze paarden richting het kleine huisje dat vlak voor de bosrand stond. Vlak ervoor steeg ik af en zei tegen Avery dat hij even met Malik moest wachten. Ik liep naar de deur en klopte zachtjes. De deur werd vrijwel meteen met een ruk opengedaan. In de deuropening stond een volwassen man, niet veel ouder dan 25. Hij had een soort donkerblauw gewaad aan. Hij keek eerst even goed om zich heen voordat hij naar mij keek. Toen hij mij zag viel zijn mond open, zo bleef hij nog even staan. Het werd me een beetje ongemakkelijk, dus ik begon met praten. 'Hallo, wij zoeken naar de magiër Cisorin Imarim', ik wees naar de twee jongens die een paar meter verderop aan het wachten waren, 'bent u dat?'. Het leek net alsof hij mij niet hoorde, hij bleef rustig door staren. 'Hallo?' Ik zwaaide met één hand voor zijn ogen, nog steeds geen reactie. Ik keek ongemakkelijk naar Avery en Malik, die het ook volgden. Eindelijk zei hij wat, z'n ogen begonnen op te lichten. 'Chinouk? Ben jij het?' Ik keek hem verbaasd aan, hoe kent hij mijn naam. Voor een moment keek hij heel even blij, maar toen keek hij angstig om zich heen, 'zeg maar tegen je vrienden dat ze de paarden in de stal kunnen zetten, daarna moeten ze meteen naar binnen komen. Ik zal je vertellen wat er aan de hand is.' Ik wilde naar ze toe lopen om het te zeggen maar ze hadden het al gehoord en liepen naar de stal. Ik volgde Cisorin naar binnen, het donkere huis in. Er stonden nauwelijks meubelen in de woonkamer, alleen een tafel met vier stoelen. Hij wees naar een stoel om aan te geven dat ik daarop kon zitten en hij vroeg of ik wat wilde drinken. 'Van een kopje koffie zou ik erg blij worden.' Hij knikte en liep naar het keukentje. 

Een paar minuten later zaten we met z'n allen aan de tafel onze koffie te drinken. 'Dus Cisorin, mij is verteld dat jij een soort magisch drankje hebt waardoor we een grotere kans hebben om de elven te verslaan.' Hij nam nog rustig een slok van zijn koffie voordat hij antwoordde. 'Ik ga ervan uit dat je je contactpersoon had gevonden in de herberg, anders was je helemaal niet gekomen. Heel toevallig was hij een goede vriend van mij en soms mocht ik wel helpen met opdrachten. Dat van dat magische drankje is niet helemaal waar, maar ik weet wel zeker dat ik jullie kan helpen.' Hij pauzeerde even. Ik vond het net allemaal te vaag. 'Maar als dat drankje niet bestaat, daar gaan we even van uit, hoe wil je ons dan helpen? Waarom moesten we helemaal naar jou toe reizen om erachter te komen dat ons enige redmiddel niet bestaan?' De magiër keek mij even aan voordat hij weer wat zei, 'Chinouk, ik ben je broer.'

ChinoukWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu