12 september 2024

171 14 4
                                    

A/N; Meestal doe ik geen 'A/N' omdat ik het voor mezelf storend vind staan in mijn verhaal, maar voor dit hoofdstuk vind ik het toch fijner om nog even iets toe te lichten. In dit hoofdstuk wordt er over de dood en wat daar na komt gesproken. Alles wat in dit hoofdstuk geschreven staat is niet mijn eigen mening. Het is hoe Carmen erover denkt en niet hoe ik over dingen denk. Dat wilde ik nog even duidelijk zeggen. O en als ik dan nu toch bezig ben, hebben jullie nog tips of opmerkingen? die zijn namelijk altijd welkom! En dan nu veel leesplezier, XXX Rebecca.


Carmen sloot haar ogen en liet de warme stralen water langs haar lichaam naar beneden glijden. Hier was ze wel even aan toe, even afspoelen en ontspannen onder de warme douche.

Ze zette de douche uit en pakte haar handdoek. Met haar handdoek om haar heen geslagen staarde ze in de spiegel die boven de wasbak hing. Twee groene ogen staarde terug.

Het waren niet haar blije ogen meer, nee haar ogen straalde niet meer zoals ze vroeger deden. Haar ogen stonden dof. Ze kon de zorgen in haar ogen zien.

Was dit echt haar eigen spiegelbeeld dat terug staarde? Het leek alsof ze naar iemand anders keek, alsof ze naar een vreemdeling staarde.

Ze was altijd zo zorgeloos en vrolijk. Maar nu, nu het zo dichtbij kwam kon ze niets anders dan piekeren.

Carmen pakte de hoek van haar handdoek vast en bracht deze richting de data op haar arm. Hard begon ze met de handdoek over haar arm te wrijven, proberend om de data van haar arm af te boenen.

De handdoek schuurde over haar arm, die ondertussen aardig rood was geworden. Haar arm brandde en was knalrood van het schuren maar de data waren nog duidelijk zichtbaar op haar arm.

Ze schudde haar hoofd. Wat had ze anders verwacht, dat ze zo de data van haar arm kon vegen? Tuurlijk niet, nog steeds was het duidelijk zichtbaar. De tatoeage brandde in haar ogen. Nog 4 dagen en dan... een traan gleed langs haar wang naar beneden.

Met een wazig beeld van de tranen die in haar ogen stonden, keek Carmen weer in de spiegel. Weer staarde de vreemdeling terug.

Carmen wende haar hoofd af en liet de tranen stromen. Ze had geen zin meer om ze tegen de houden. Een snik ontsnapte uit haar mond terwijl ze zich klaar maakte voor bed.

Carmen lag in bed, maar slapen kon ze niet. Nog steeds stroomde de tranen lang haar gezicht, waarna ze met een zachte plens op haar kussen belandden.

Ze kon niet meer stoppen met piekeren. Het kwam nu allemaal zo dichtbij. Over vier dagen zou ze er niet meer zijn. Dan was ze, om het maar hard te zeggen, gewoon dood.

Dood, het woord alleen al gaf Carmen rillingen. Hetgeen waar ze het bangst voor was en altijd al was geweest. De dood. Onvermijdelijk maar verschrikkelijk eng.

Carmens hoofd zat vol met vragen. Dood. Hoe is het om dood te gaan? Doet het pijn? Of is het juist vredig?

Het punt is dat niemand haar daar echt een antwoord op kon geven. Want als ze zouden weten hoe het zou zijn, konden ze het niet meer navertellen.

Doodgaan, je kon er op verschillende manieren naar kijken en over denken. Je kon verschillende dingen geloven. Maar hoe Carmen ze erover dacht, dat wist ze niet. Het was een groot raadsel voor haar. Een doodeng raadsel.

Veel filosofen hielden zich dan ook bezig met de dood. Carmen had die lessen altijd het engst gevonden, hoevaak hadden ze het wel niet over de dood gehad tijdens filosofie. Het was niet normaal hoeveel verschillende filosofen er andere gedachten over hadden.

Zo ook de filosoof Plato hield zich bezig met de dood en wat er na zou komen. Plato geloofde in het dualisme. Hij geloofde dus dat het lichaam en de ziel gescheiden zijn. Plato noemde het lichaam de kerker van de ziel. Hij zei dan ook "Als het lichaam sterft zal de ziel uit de kerker bevrijd worden en verder leven." De ziel beschouwde Plato als het bovennatuurlijke dat doorleeft na de 'natuurlijke' dood. Eigenlijk zou je deze theorie een beetje kunnen vergelijken met de religieuze theorie. Je zou de ideeënwereld van Plato kunnen vergelijken met de hemel.

Epicurus, een Grieks filosoof, hield zich ook bezig met de dood. Een bekende uitspraak van Epicurus is "God doet ons niets. De dood gaat ons niet aan. Genot is gemakkelijk te verkrijgen. Pijn is goed te verdragen." Wat hij hiermee bedoelde is dat je genot moet compenseren met pijn. Als je verdrietig bent of als je pijn hebt moet je volgens hem aan iets beters denken om dit te vergeten. Volgens Epicurus moet je niet bang zijn voor de dood, want na de dood is er toch niets. Hij geloofde dus niet in leven na de dood. Volgens hem is de ziel niet meer of minder dan een hoopje samengestelde atomen. Bij het sterven van het lichaam zou dit hoopje ook sterven en zou er niets over zijn.

Carmen dacht na maar kon zich niet nog iemand herinneren die ze in de les hadden besproken. Als dit soort onderwerpen werden besproken, lette ze nooit zo goed op. Ze wilde niet over dit soort dingen na denken, ook niet op school. Ze wist echt niet wat ze moest geloven, is er wel of toch niets na de dood. Het zou allebei kunnen.

Wie moest ze nou geloven? Veel wijzer werd ze niet van al die theorieën, het waren immers maar theorieën. Tranen stoomde weer over haar wangen. Ze was jaloers op de mensen die in een religie geloofden. Welke het dan ook mocht zijn. Zij hoefden niet bang te zijn, of nou ja misschien waren ze wel bang maar ze wisten in iedere geval waar ze in geloofde. En dus geloofde ze ook dat ze naar een vredige plek zouden gaan na de dood.

Carmen zelf was niet gelovig, niemand van haar familie was eigenlijk gelovig. En dus had ze geen idee wat haar te wachten stond en wat er zou gaan gebeuren. En precies voor deze onwetendheid was ze zo bang.

En toen drong er ineens iets tot haar door. Waarom geloofde haar familie niet dat er een God was, of in ieder geval iets/iemand was. Als er geen God zou zijn, wie besloot dan welke datums iemand zou krijgen. Wie besloot er dan wanneer iemand zou sterven, wie besloot er dan wat iemands levensdoel was en wie besloot er dan welke twee mensen bij elkaar hoorde.

Tranen vloeden weer over haar wangen, maar deze keer waren het geen verdrietige tranen. Het waren tranen van opluchting. Eindelijk wist ze waar ze in geloofde, of nou ja een beetje dan. Er moest wel iets van een God bestaan, anders zouden ze nooit die datums kunnen hebben. Anders zou nooit haar leven al uitgelpand kunnen zijn. Er moest wel iets zijn.

Deze gedachte maakte haar rustig, want als er een God zou zijn, dan zou ze heel misschien ook wel naar een fijne plek gaan nadat ze de aarde had verlaten. Ze geloofde het nog niet helemaal, maar zolang ze zich vasthield aan deze gedachte had ze weer wat hoop. Zo slecht kon het toch niet zijn? Of wel?

In ieder geval was ze al wat minder bang. Ze had nog steeds de onwetendheid van wat er komen zou, maar ze was er in ieder geval van overtuigd dat er iets moest zijn.

16 september 2024Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu