H 3.

93 4 0
                                    

Minuten zijn voorbij gegaan. Ik volg ze op een afstandje. Dan splitsen ze zich op. Clarke gaat met Finn. Bellamy, Murphy en Wells lopen de andere kant op. Ik neem de midden weg. Dan word ik opeens op de grond gegooid. Ik kreun het uit van de pijn. Als ik me ogen open zie ik dat Bellamy op me zit. "Zei ik niet dat je bij de kamp moest blijven!". "Nee, je zei dat Octavia daar moest blijven". Hij rolt geïrriteerd met zijn ogen en klimt van me af. Dan trekt hij me omhoog. "Je weet dat je me niet op de grond hoefde te gooien!". Wells en Murhpy lachen. "Ik dacht dat je een grounder was". Ik klop het zand van me af. "Ohja, je zag een grounder en denkt laat ik die maar tackelen!". Hij gaat met zijn hand door zijn haar en kijkt me schuldig aan. De andere beginnen nog harder te lachen. 

We komen aan bij Clarke en Finn. Ze hebben een bloed spoor gevonden. Jasper kan niet meer ver zijn. "Wat doe jij hier! Ik zei toch dat je bij de kamp moest blijven!". Bellamy kijkt me met een grijns aan. "Je bent niet mijn familie! Ik kan doen wat ik wil". Ik loop snel Finn achterna. Dan denk ik weer aan wat Abby tegen me zei. Dat mijn zus ook naar de grond is gestuurd. Ik heb hier dus wel familie. Maar wie is het? Wie is mijn zus? 

Dan zijn we eindelijk bij Jasper. Hij hangt aan een boom. Ik en Clarke lopen er snel naar toe maar vallen dan opeens naar beneden. Murphy vangt me op. Ik kijk snel naast me en zie dat Bellamy Clarke vast heeft. Ze trekken ons omhoog. Maar goed dat hun zo'n snelle reactie hebben anders waren we nu allebei dood geweest. Ik kijk Murphy dankbaar aan. Dan loopt hij met Finn naar de boom toe en helpen Jasper eruit te krijgen. "Ze wilde dat hij bleef leven. Kijk naar zijn wond. Hij is verzorgd" zegt Clarke. "Als lokaas?" vraagt Wells. Als hij net uit de boom is horen we geritsel van achter komen. Ik kijk angstig om me heen. Het is een luipaard. Dan springt hij op me af. Bellamy springt voor me. Maar voordat de luipaard hem kan aanvallen schiet Wells hem neer. Hij had dus zijn wapen afgepakt. Bellamy draait zich naar me om. "Gaat alles goed?". De angst staat nog in mijn ogen. Waarom zou hij zijn leven voor mij wagen! Wat is hij voor een idioot! Maar toch ben ik heel dankbaar. Hij geeft me het gevoel dat ik niet alleen ben. "Ja, dankje". "We moeten snel terug naar het kamp. Maar we hebben avond eten". 

Ze gooien de luipaard langs het vuur. Iedereen begint te juichen. Jasper ligt in het schip. Clarke verzorgt hem met Octavia haar hulp. Dan kijkt ze naar mijn arm. "Sky, je arm bloeit weer". Octavia loopt naar me toe en maakt me arm schoon en verbindt hem weer. "Dankje". Ze loopt weer naar Jasper toe. Ze gaan morgen medicijnen voor hem halen. Iets van zeewier. Ik loop weer naar buiten toe. Iedereen is vrolijk aan het eten. Bellamy komt naar me toe gelopen. "Heb je al gegeten?". Ik knik nee. Hij pakt een stok met vlees eraan en geeft hem aan me. Ik pak hem dankbaar aan. De muur is al half klaar. Buiten staan er zelfgemaakte tenten. Ik ga op een boomstronk zitten. De koude avond lucht komt tegen me huid aan. Wat voelt dat toch fijn. 

"Waarom sprong je voor me?". Het blijft even stil. "Ik kon me wapen niet vinden en wilde niet dat je gewond raakte". Ik kijk hem raar aan. "Dus dan raak je zelf maar gewond? Waarom?". Hij haalt zijn schouders op. "Jij bent goeie vrienden geworden met Octavia. Ze is zo blij, dus dat wilde ik zo houden". Ik eet verder. Echt een goed smoesje. Ik besluit maar om er over op te houden. 

Dan zie ik opeens dat mensen hun armband afdoen. Dat is nog het enigste wat we hebben zodat de mensen op de Ark weten dat we leven. Als we die af doen denken ze dat we dood zijn en komen niet naar beneden om ons te helpen! Ik loop er snel naar toe. "Wat doen jullie! Iedereen van de Ark denkt nu dat jullie dood zijn!". Ze beginnen te lachen. "Jij kan de jouwe makkelijk afdoen. Je verdient het niet eens om te leven!" zegt een van de jongens. Ik loop snel de schip binnen en ga bij Jasper zitten. Op de Ark heb ik nooit vrienden gehad. In mijn begin jaren wel maar toen kwam de waarheid boven en wist iedereen wat er gebeurd is. Dat ik een zus heb en dat me ouders me weggegeven hebben. Sindsdien kijkt iedereen me al met vuile blikken aan. Niemand vind dat ik het verdien om te leven. Alle andere kinderen van broers of zussen worden vermoord of opgesloten en ik mocht blijven leven. 

Octavia komt langs me zitten. Ze is de enige die kan begrijpen hoe ik me voel. Ze heeft alleen de geluk dat ze is opgegroeid met haar broer. Ze trekt me in een knuffel. "Het komt allemaal goed". De tranen komen in me ogen te staan. Dit is voor het eerst dat ik zo'n goeie vriendin heb. Iemand die me niet belachelijk maakt. Iemand die met me meeleeft en me begrijpt. 

Still alive//the100Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu