H 6.

73 4 0
                                    

Het is ochtend. We maken ons klaar om weer terug te gaan. "Weten jullie zeker dat ik niet mee hoef". "Nee Lincoln. Dalijk zien de andere je. We redde ons wel". We hebben allebei een zwaard van Lincoln gekregen. Ik loop vast naar buiten terwijl Octavia nog wat tegen hem zegt. Ik heb geen zin in een hele drama als we terug komen. Wat waarschijnlijk wel gebeurd. Ik hoop gewoon dat ze niet in de gaten hebben gehad dat wij weg waren. Octavia komt eraan gelopen. Ze haakt haar arm in de mijne en dan lopen we weg. 

Na wat gelopen te hebben stoppen we even. "We zijn er over een paar minuten" zegt Octavia. Ik knik alleen maar en ga tegen een boom aanzitten langs het water. "Zullen we zwemmen?" vraag ik opgewonden. Octavia zucht. "De laatste keer ging dat niet zo goed bij mij. En ik weet dat je niet terug wilt gaan maar je moet ooit met Clark praten. Dus geen smoesjes  meer". Ze trekt me overeind en we beginnen weer te lopen. De poort komt steeds dichter bij. "Daar zijn ze!" roept een jongen die bij de poort staat. We kijken elkaar aan. Ze weten het dus. Dit gaat niet leuk worden. We lopen voorzichtig naar binnen toe. Monty en Jasper knuffelen ons. Hun zijn tenminste nog blij dat we terug zijn. In tegendeel bij Clark en Bellamy. Ze komen boos naar ons toegelopen. "Sterkte" zegt Monty tegen me voordat hij weg loopt. Onee he is het zo erg? Er word een grote groep om ons heen gevormd. "Waar zijn jullie geweest!" schreeuwt Clark zowat. "Wat had ik nu gezegd over uit het kamp gaan!" zegt Bellamy erachter aan. "We leven nog! Is dat niet genoeg?" vraagt Octavia zo lief mogelijk. Maar het helpt niet. "Ja vandaag! Maar wie weet wat er de volgende keer gaat gebeuren!". "We verbieden het jullie om nog weg te gaan!" zegt Clark. Ik rol met mijn ogen. Ik ga dus echt niet naar haar luisteren. "Je bent dan misschien wel mijn zus, maar dat betekend niet dat je de baas over ons kan spelen. Je bent er nog nooit van mijn leven voor mij geweest dus doe nu niet alsof je mij wilt beschermen". Ik pak Octavia haar hand vast en loop snel naar onze tent.

We gaan op onze bedden liggen. "Dat bedoelde ik dus niet toen ik zei dat je met haar moest praten". "Ze moet nu gewoon niet doen alsof ze iets om mij geeft". Ze komt langs me zitten. "Denk aan mij en Bellamy. We kunnen elkaar soms niet uitstaan maar we zijn er altijd voor elkaar. Clark bedoelt het goed. En het is zwaar dat kan ik je zo vertellen maar ik zou niks anders willen". Ik kijk haar schuin aan. "Ik vind het al zwaar om met jou om te gaan". Ze kijkt me beschuldigd aan en slaat me dan op me arm. "Dat is omdat ik van je hou". We beginnen te lachen. 

Octavia ligt te slapen. Ik loop de tent uit. Het is rustig. Er zitten nog maar 3 mensen bij het kampvuur en er staan wat mensen op de uitkijkposten. Verder is er niemand te zien. Ik loop wat rond om mijn hoofd leeg te maken. "Ga je er weer vandoor?". Ik schrik en draai me snel om. Het is Bellamy. "Als ik een keer weg ben gegaan betekend het niet dat ik dat altijd doe". Ik ga op een boomstronk zitten. Bellamy komt langs me zitten. "Wat wil je hebben Bellamy?" vraag ik geïrriteerd. "Je weet dat je ooit met Clark moet praten. Ze voelt zich schuldig. En je weet dat ze er ook niks aan kan doen". Ik blijf naar de sterren staren. "Mijn hele leven heb ik me afgevraagd wie mijn echte ouders waren, wie mijn zus is. Maar nu ik het weet kan ik alleen maar denken aan dat mijn ouders me weggegeven hebben. Terwijl hun een fijn leven hadden. En het is waarschijnlijk alleen gelukt omdat ze belangrijk zijn". Hij trekt me in een knuffel. 

We blijven zo minuten lang zitten. Totdat ik me los trek. Dit kan niet. Ik sta snel op en loop weg. Bellamy kijkt me vragend aan maar ik negeer hem en loop terug naar de tent. Nee. Dit moet stoppen. Ik kan en mag niks voor hem gaan voelen. Ik wil hem niet leuk gaan vinden. Dat kan ik Octavia niet aan doen. En het is niet de goede tijd. Ik moet hem gewoon negeren en vergeten. 

Still alive//the100Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu