Hoofdstuk 7

61 2 0
                                    

De zon, waar ik al zo lang op gewacht heb, straalt me toe, alsof het medelijden met me heeft en me probeert op te vrolijken. Wat ik de mooiste tijd van de dag vind, is het ochtendgloren. Mijn leven lijkt nu opnieuw te beginnen, het lijkt alsof ik weer opnieuw geboren word. Deze dag is speciaal. Zuster Mary komt binnen, ze heeft me gisteren laat in de nacht, gerustgesteld en haar naam verteld. 'Goedemorgen Edith! Ik hoop dat je nog hebt kunnen slapen? Het leek gisternacht alsof je de slaap vergeten was.'
Ik snap haar meteen, ze wil vrolijkheid en blijheid in me zien. 'Ik heb nog wel kunnen slapen, Mary. Maar ik denk hooguit een paar uurtjes. Ik kan jammer genoeg nog niet lopen vandaag, maar........' de zuster maakt mijn zin af. 'Maar, je wilt heel graag alles horen. Ja dat snap ik, maar je bent nog te zwak.' Ik slaak een zucht en jammer in mezelf.

Ik ben alleen, Mary is wat te eten en drinken halen, om me aan te sterken. Ik ben heel benieuwd wat ze voor me haalt, een stuk brood? Een kom met kippensoep? Of iets heel anders? Een ding weet ik zeker, het is vast lekker. Nu kijk in om me heen, pak het boek dat op het nachtkastje ligt en bekijk het. Oliver Twist van Charles Dickens, lees ik. Het is een heel mooi zwart boek, zo zwart dat ik bijna denk dat het van de duivel is. De eerste bladzijde, brengt mij naar een andere wereld, een wereld waar armoede, maar ook humor is. Ook al lijkt dit boek een droom, soms komen er ook tranen in mijn ogen. Maar algauw moet ik weer terug naar de gewone wereld, Mary komt binnen met een dienblad vol lekkers: groentesoep, broodjes met boter, een glas wijn. 'Dit is pas echt eten!' Denk ik. Ik tast meteen toe, om mezelf te verwennen, maar ook om de zuster tevreden te stellen. De dag sluipt sneller voort, wat ik niet gewend ben. Om 4 uur komt het dienstmeisje binnen, ze geeft me een krant, waar ik om gevraagd heb. Ik geef haar de vijf pont, die ik haar verschuldigd was. Het eerste wat ik op de krant zie, is de datum: 6 april 1869. Er staat niks bijzonders in de krant, dus ik leg hem weg. De tijd gaat zo langzaam, dat ik bijna hardop wil zeggen dat het sneller moet gaan. Vijf uur,  zes uur, de tijd om te dineren. Nou niet echt dineren, ik krijg mijn avondeten op schoot geworpen. Zeven uur, acht uur, ik ga voor het eerst kaarten met andere zieken. Negen uur, iedereen gaat rustig naar bed, morgen is er een speciale dag voor dit ziekenhuis, er komt een schaakwedstrijd. Door hier aan te denken, val ik fijn in slaap. Zonder zorgen, die er morgen weer zijn.

Beslissingen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu