Hoofdstuk 13

15 3 0
                                    

Ik luister naar haar hartslag, maar ik hoor het nauwelijks. 'Help! Help me toch!' Er komt iemand aangerend. 'Haal de dokter, meteen!' Hijg ik. Ik kan het me nauwelijks beseffen, maar het is Jane die hier zo levenloos ligt. Hoe heeft dit kunnen gebeuren?! Het duurt zo lang voordat de dokter komt dat ik languit bij Jane ga liggen huilen. Ik zak toch door mijn verdriet heen en val in slaap, ik word pas wakker gemaakt als Jane al weg is gebracht. 'Kom juffrouw, ik breng u naar huis.' De dokter biedt zijn hand aan en ik kom overeind. We lopen een tijdje in stilte door en dan vraagt hij de vraag die ik juist niet wil beantwoorden: 'Was dat uw vriendin die u gevonden heeft?' Ik knik, maar algauw verschijnen er tranen die over mijn gezicht biggelen. 'Rustig maar juffrouw, we doen wat we kunnen.' 'Natuurlijk doet u dat, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ze het overleefd.' En bij die laatste woorden stop ik met lopen en zak ik ineen, de dokter heeft hier niks op te zeggen. Toch word ik door hem opgetild en naar de koets gedragen. Ik kan nauwelijks nadenken onderweg. Aan de ene kant wil ik denken dat het goed komt, maar aan de andere kant weet ik niet eens of het goed komt. Een stemmetje in mijn hoofd zegt: 'Zo is het leven, je kunt niet voor eeuwig blijven leven.' In mijn hoofd spreek ik dit stemmetje tegen. 'Ja, dat kan wel zijn, maar Jane is zo jong. Ze verdient het gewoon niet om te sterven!' Het stemmetje is weg. Ik zie dat we langzaam het huis naderen waar ik gelogeerd heb, nu besef ik me pas hoe mooi dit huis is waarin ik gelogeerd heb. Er is nog geen minuut voorbij en ik ben vastberaden; ik ben ergens anders nodig, niet hier, ik moet onmiddelijk een koets roepen. Ik ren naar buiten en vraag om een koets. 'Maar juffrouw, u voelt zich niet goed. Laat me u naar binnen begeleiden.' Zegt de koetsier bijna even vastbesloten als ik vastberaden ben. 'Nee, dank u meneer. Snapt u het niet?! Ik ben elders nodig! Ik kan niet hier blijven.' De koetsier schrikt hier zo van dat hij mij mijn zin geeft. 'Nou goed dan! Zoals u wilt, juffrouw.' Hoor ik hem nog mopperen als hij op de bok gaat zitten. Heel langzaam draven we voort. 'Als ik de koetsier zou zijn, zou ik in volle galop naar het ziekenhuis galloperen.' Zeg ik tegen mezelf. Minuten lijken jaren, de lange minuten daarna eeuwen. Ik ben zo in eindeloze gedachten dat ik de hand die door de koetsier wordt aangeboden niet eens opmerk, ik leef in een roes. 'Juffrouw! Juffrouw! Komt u nog?' Plotseling voel ik me weer aanwezig in mijn huidige situatie; ik moet eruit. Ik stap voorzichtig uit de koets en slaak een zucht, maar tegelijktijd ook een gil. Toch zet ik deze onzekerheid om naar vastberadenheid. Ik loop naar de ingang van het ziekenhuis en door één stap ben ik binnen met nog helemaal geen idee wat me te wachten staat.

Beslissingen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu