Hoofdstuk 27

11 1 0
                                    

Met trots lees ik de brief die Catherine me overhandigt. Waarin staat dat zij het schip, waar de jongen in wordt weggevoerd, gaan besturen. En hij heeft besloten dat hij ons plan gaat uitvoeren! Ik wil Catherine meteen omhelsen bij die gedachte, maar denk er dan aan dat Alice en Thomas ook in de kamer zijn. Edward stond klaar in Marseille, hij keek uit naar de jongen, die met vele anderen als slaven mee zouden worden gevoerd op dit schip. Het schip was zo groot, dat het wel door een reus moest gemaakt zijn. Edward keek weer vol bewondering naar het schip en was weer blij dat hij voor dit beroep gekozen had, alleen nu hij getrouwd was, kon hij niet zo vaak thuis als hij zou willen. Dat wilde zijn vrouw tenminste. En toen kwamen de slaven, vastgeketend, hulpeloos. Hij kreeg medelijden met hen en was nog vastbeslotener van zijn plan. Tegen de slaven werd geroepen dat ze sneller aan boord moesten komen, want de rijke passagiers zouden zo komen. En ja hoor, na enige minuten kwamen ook de rijke passagiers en werden aan boord geholpen, hun kajuit gewezen en toen was het weer even stil. Edward keek nog even naar de horizon, die al redelijk laag gezakt was en werd toen aan boord geroepen. Het schip ging vertrekken! Edward was al in gedachte verzonken; hij dacht aan zijn aanpak. Hoe zou hij de jongen beschuldigen? Hoe moest hij aan een bewijs komen? En zou de kapitein hem wel geloven? Niets was zeker, maar hij vertrouwde op het lot.
Ik keek hoe de dag veranderde naar nacht en was bang voor wat er komen ging; zou het Edward vanavond lukken om het plan te volbrengen? Wie zal het zeggen? Ik doe mijn olielamp uit en ga slapen.
Edward vroeg of hij even op de slaven mocht letten. Toen hij bij de slavenhut was, raakte hij weer overstuur. Waarom doen mensen dit? Het zijn toch ook gewoon maar mensen? Hij kijkt even naar het kind, die zijn ogen gevonden hebben en heeft plotseling een idee. Hij loopt naar de kajuit van de criminelen, die daar opgesloten zitten, pakt heel voorzichtig het mes wat op het gammele tafeltje vol spinnenwebben zit en sluit dan voorzichtig de kajuit. Daarna gaat hij weer naar het slavenverblijf, wacht daar even en loopt dan regelrecht naar de kapitein. Hij klopt en vraagt dan: 'Kan ik even uw aandacht hebben, kapitein?'
'Natuurlijk, Hughes. Wat is er?' Vraagt de kapitein terwijl hij het stuur een beetje draait. 'Zeg op.' Zegt de kapitein na enige tijd stilte. 'Exuseert u mij, kapitein. Ik heb een slaaf gezien in bezit van een mes. Ik dacht dat ik u dat even moest mededelen.'
'Heel goed, breng me maar naar hem. Moorland, kun je even op het stuur letten, ik ben even weg.' En ze lopen allebei richting het slavenverblijf. Als ze er zijn wijst Edward de jongen die bedoelt aan: 'Dit is de slaaf, die ik bedoelde, kapitein. Hij heeft een mes mee aan boord!' Daarna wijst hij het mes aan wat op de slaapbank van de jongen ligt. 'Maar dat kan toch niet, zo'n kleine jongen die een mes bij zich houdt. Ik geloof het niet, hoor! Je probeert me voor de gek te houden.' Edward schrikt zo erg dat hij onwillekeurig terugroept: 'Slaven zijn tot van alles in staat, hoor. Zelfs een jongen!'
'Goedendag, Hughes. Ik ga weer en stoor me niet weer met je onzinpraatjes!' En weg is hij. Even probeert Edward zijn woede aan de slaven te uiten door tegen hen te schreeuwen hoe dom en nutteloos ze zijn, maar algauw snapt hij dat dat heel stom van hem was. Dagen gaan voorbij. Edward durft niks te doen aan het plan; vrezend om ontslagen te worden. Hij probeert om zich niets van het geplaag van zijn collega's aan te trekken als ze zeggen: 'Slaven zijn tot van alles in staat, hoor. Zelfs een jongen!' Toch zet hij door. Hij besluit om met de jongen te praten, ook al is het maar even. 'Hé, jongen. Het spijt me, maar....' Dan onderbreekt de jongen hem: 'Laat me met rust, je hebt het alleen maar erger gemaakt!' Onzet kijken de andere slaven toe. Wat gaat er gebeuren? Gaan ze vechten? Sommige van hen roepen al zachtjes, maar verstaanbaar, 'Vecht! Vecht! Vecht! Vecht! Vecht!' Edward loopt dan naar hen toe en zegt 'Stilte. Willen jullie soms straf krijgen? Zo niet, dan moete jullie nu ophouden!'
Daarna keert hij zich weer naar de jongen en zegt: 'Ik deed dit voor een reden, jongen, voor een reden. Als je nu meewerkt en doet alsof dat mes in jouw bezit is, kun je hier wegkomen en een heel fijn leven lijden.' De jongen knikt en fluistert dan nog even in zijn oor: 'Kom je mee, we gaan naar een van mijn collega's en dan beken je alles, oké?' Hij knikt en Edward pakt de jongen rustig beet, zodat hij hem geen pijn doet, maar het wel echt lijkt. 'Moorland. Kan ik u even spreken?'
'Natuurlijk, Hughes. Dat kan.' Moorland hem geïnteresseerd aan en Edward begint met zijn verhaal: 'Deze slaaf, deze jongen, waarvan je waarschijnlijk wel eerder hebt gehoord, wil iets bekennen. Toe maar.' Dat laatste zegt hij als de jongen geen woord meer uitbrengt. 'Ja, meneer. Ik heb wel een mes in mijn bezit, maar was te hard geschrokken om te bekennen, dus dat doe ik nu.' Hij buigt zijn hoofd en haalt dan het mes te voorschijn.

Beslissingen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu