IV

421 16 1
                                    

4. 

'Ik zie je morgen!' riep een stem. De stem behoorde toe aan een jong meisje, hooguit zestien jaar. Het meisje stak een sleutel in het slot van een appartement in de gang van de flat. Ze zwaaide de deur open. 'Mam, ik ben thuis!' wilde ze roepen, maar haar stem bleef halverwege haar zin steken. Toen begon ze lang en hysterisch te gillen. Tranen stroomden over haar wangen. Want op het tapijt in de woonkamer lag een jong volwassen vrouw. Dood. 

'Jack! Waar ga je heen?' vroeg Ian, de assistent van Inspecteur Jack. 'Er is een dode vrouw gevonden in een flat in Bakerstreet. En jij gaat met me mee.' Ian begon te glunderen. Zijn eerste dode! Het was een luguber onderwerp om opgewonden over te zijn, maar je was nu eenmaal een beetje vreemd als politieagent. En zeker als de assistent van Inspecteur Jack. Ian sloeg het portier van de grote, zwarte terreinwagen achter zich dicht. De motor begon te ronken, en Jack reed met een vaart weg. Ze waren binnen de kortste keren bij de flat. Jack trok de deur van het inmense gebouw open en stapte naar binnen. ‘Ik kan u niet doorlaten. Waar komt u voor?’ vroeg een stevige man aan hen. ‘Politie.’ Zei Jack, en hij liet zijn penning zien. De man verontschuldigde zich en Ian en Jack holden zo snel als ze konden door het trappenhuis omhoog. Toen ze boven waren, hield Ian Jack tegen. ‘Even stoppen. Dat is nog best een eind.’ Zei Ian. ‘Je bent een watje, Ian. Een watje.’ Zei de Inspecteur terwijl hij doorliep.

De twee agenten liepen over de balustrade van verdieping drie. Ian hield de huisnummers in de gaten. Hij moest van Jack het goede huis vinden door te observeren. Na een paar momenten naar de deuren te hebben gekeken, mompelde hij: ‘Nummer 43?’ Jack glimlachte. ‘Bijna juist.’ Hij tikte met zijn vinger op het nummerbordje van het appartement ernaast. ‘Nummer 42. Er is pas een sleutel in het slot geweest, en de deur staat op een kier.’ Ian keek zijn meester bewonderend aan. Maar Jack schonk geen aandacht aan zijn assistent en klopte met zijn knokkels op de deur. Daardoor zwaaide deze een stukje verder open. Maar voordat Jack en Ian de kamer in hadden kunnen kijken, verscheen er al een gezicht voor de deur. ‘Wie zijn jullie?’ mompelde een hoog, verdrietig stemmetje. ‘Politie. Wij zijn zo snel mogelijk gekomen.’ Het meisje,  waar de stem aan toebehoorde, schrok en schuifelde even met haar voet. Toen trok ze de deur open. ‘Pak alles wat je nodig hebt. Ik ben weg.’ En het gezicht verdween. Ze hoorden haastig geren op een trap. ‘Wacht! We…’ begon Ian, maar hij was te laat. ‘Nooit een dame die van streek is opjutten, Ian.’ Zei Jack. ‘Kom.’ En hij liep de kamer in, op de voet gevolgd door zijn assistent.

Op de grond lag een jong volwassen vrouw van hooguit dertig. ‘Een doorgesneden keel.’ Stamelde Ian. Jack knikte. ‘Probeer jij haar om te draaien, dan kunnen we haar verder onderzoeken.’ In de keel van de vrouw zat inderdaad een diepe snee. Het bloeide nog steeds een beetje. Ian keek er even walgend naar en probeerde de vrouw toen op haar rug te draaien. ‘Het lukt niet, Jack!’ Jack keek hem aan. ‘Dat weet ik. Ik wilde gewoon weten of je zou zien waaróm het niet lukt.’ Ian keek hem even vreemd aan, maar liet zijn blik toen langs het dode lichaam glijden. Zijn blik bleef rusten op de handen van de vrouw. ‘Ge…ge…’ stamelde Ian. Hij kreeg de woorden gewoon niet uit zijn strot. ‘Gekruisigd.’ Zei Jack zonder enige emotie op zijn gezicht. En inderdaad, door de handen van de vrouw zaten twee reusachtige spijkers geslagen. ‘Die zitten vast in de vloer.’ Mompelde Ian zonder er naar te kijken. ‘Het moet gedaan zijn toen ze nog leefde. Haar gezicht is verwrongen van pijn.’ Zei Jack toonloos. ‘Dat doet vast pijn.’ Zei Ian. Hij huiverde bij de gedachte. ‘Nou, laten we haar maar losmaken dan. Hé, Ian?’ Jack keek hem met een spottende grijns op zijn gezicht aan. Hij haalde een hamer uit zijn tas en wrikte een van de vloerplanken los. In die plank zat één van de spijkers. Jack sloeg op de spijker, en het ding kwam iets omhoog. Daarna zette hij het haakgedeelte van zijn hamer op de kop van de spijker, en trok hem in één beweging uit de hand. Ian kreunde en kneep zijn ogen dicht. Bloedspetters vlogen in het rond. ‘Dat was een.’ Zei Jack nog spottender dan daarnet. Hij deed het met zoveel gemak, net alsof hij een kleuter een verhaaltje voorlas. De andere spijker was er ook zo uit. ‘Ian, help je me dan wel even met het omdraaien?’ Ian knikte en pakte de armen van de vrouw, terwijl Jack de benen pakte. Ze sleepten het lijk naar een tafel en legden het erop. ‘Daar ligt het wel even goed.’ Zei Jack. Maar Ian zat alweer op de plek waar de vrouw zojuist nog had gelegen. ‘Ian, wat heb je daar?’ vroeg Jack. Maar toen zag hij het ook. Op de vloer van het appartement stond met zwarte verf een raaf geschilderd. 

A Raven Girl (Book 1)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu