V

397 14 2
                                    

5.

Jack plofte neer op de bestuurdersstoel en trok het portier achter zich dicht. Hij keek naar Ian. Die staarde strak voor zich uit. Zijn portier stond nog open. Jack zuchtte en stapte uit. Hij liep om de auto heen en duwde met zijn voet het portier van Ian dicht. Toen hij weer zat, startte hij de motor. Het ronken van de motor en de sterke geur van diesel bracht Ian weer een beetje bij zinnen. Jack keek hem aan met een spottende grijns. Ian bleef strak voor zich uit kijken. Wat hij binnen had gezien, hoefde hij niet nog eens te zien. En toch kwam het beeld steeds terug, alsof het op zijn netvlies gedrukt stond. Jack sloeg hem op zijn schouder, waardoor het beeld van de dode vrouw heel eventjes voor zijn ogen verdween. 'En, hoe vond je het?' vroeg Jack. 'Walgelijk.' Dat was het enige wat Ian kon uitbrengen. 'Je bent een watje, Ian. Een watje.' zei Jack, en hij gaf gas. Ze verlieten de flat, en het leek alsof Jack het voorval alweer bijna vergeten was. Maar ergens achterin zijn hoofd, schuilde een brandende vraag. Wat betekende dat raventeken?

Jack reed met een vaart door de straten van het dorp. Ian keek uit het raam naar de zorgeloze, vredige omgeving. Hij dommelde langzaam in. Maar zijn rust werd ruw verstoord door een rinkelend geluid. Er knapte iets, en ze hoorden lucht ontsnappen. De auto begon te tollen, en Jack had geen controle meer over het stuur. 'Twee banden zijn lek!' riep Jack. Hij probeerde de auto recht te houden, maar het stuur draaide alle kanten op. Ian keek verschrikt naar de zijkant van een huis, waar ze recht op af reden. 'Eruit!' riep Jack. Ian gooide onmiddelijk zijn portier open en sprong uit de auto. Hij rolde over de grond en kwam op het harde asfalt tot stilstand. Een stukje verder lag Jack, die snel overeind krabbelde. Een harde knal klonk, gevolgd door het geluid van verbrijzelend glas, en toen het geluid van vele voetstappen en opgewonden geroezemoes. Ian krabbelde ook snel overeind. In het luttele moment dat hij zijn ogen gesloten had gehad toen hij uit de auto sprong en op de grond landde, waren en een stuk of twintig mensen om hem heen komen staan. De auto was door de zijkant van het huis tot stilstand gebracht. 'Ian, alles oké?' vroeg Jack. Ian knikte. Jack sloeg hem hard op de schouder, waardoor zijn botten kraakten. 'Nu niet meer.' zei hij. Jack grinnikte. Maar toen sprong zijn gezicht weer op ernstig. 'Mensen, achteruit. Hier is niets te zien.' De mensen liepen langzaam weg toen Jack zijn penning liet zien.

'Jack! Moet je dit eens zien!' zei Ian. Hij wees op een paar glimmende voorwerpen op de grond. 'Wat zijn dat?' vroeg Ian walgend aan Jack. 'Het lijken wel... klauwen. Ravenklauwen.' Ian keek zijn leraar aan. 'En die zijn behoorlijk echt, als je het mij vraagt.' Ian liep terug naar de overblijfselen van wat eens hun auto was. Jack begon met een plastic handschoen de ravenklauwen in een plastic zakje te doen. Toen hij klaar was, liep hij ook naar de auto. 'Die rijd niet meer.' zei Ian bedroefd. 'Nee.'Jack sloeg hem weer op zijn schouder. 'Straks heb ik een hele blauwe schouder.' Jack keek hem grinnikend aan. 'Je bent een watje, Ian. Een watje.'

A Raven Girl (Book 1)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu