XII

229 16 3
                                    

12.

Ian keek om zich heen, en greep toen de bladzijde van het boek vast. Met één enkele ruk scheurde hij het oude papier los van de kaft. Hij duwde het papier in zijn map en ritste snel zijn rugzak dicht. Terwijl hij het boek terugzette in de kast, keek hij nog eens zenuwachtig om zich heen. ‘Rustig, Ian. Rustig.’ Zei hij tegen zichzelf. Toen stond hij op en duwde de deur naar de hal open. De vrouw achter de balie keek hem vanachter haar strenge brilletje aan, en even dacht Ian dat ze hem zou betrappen. Maar gelukkig gebeurde er niets. Toen hij buiten was, zette hij het op een lopen naar zijn fiets. Hij klungelde met zijn fietsensleuteltje totdat hij het slot hoorde klikken. Hij had zijn rechtervoet nog niet op de trapper, of hij fietste al. De trappers vlogen er bijna af, zo hard trapte hij.

Jack duwde het rempedaal nog verder in. Hij had geen puf meer om te rijden. Daarom had hij geluk dat het stoplicht op rood stond. Waar moest hij nu heen? Hij had geen idee. Hij kon naar huis, maar wat moest hij daar dan doen? Hij was zijn plicht kwijt. Hij was alles kwijt. Met een zucht trok hij de sticker van zijn autoruit. De sticker met het teken van de Scotland Yard.

‘JACK!’ schreeuwde Ian. Op de Roundsway, de grootste rotonde van het dorp, stond een grote, groene pick-up. Dat moest Jack zijn! Hij begon nog harder te fietsen, totdat hij de fiets naast de auto kreeg. Hij keek omhoog. Het stoplicht was rood. ‘Fieuw.’ Mompelde Ian. Hij zette zijn fiets voor de auto en hield zichzelf tegen met één voet op de grond. ‘Jack? Jack! Ik heb een aanwijzing!’ riep hij, zwaaiend naar de man in de auto. Maar Jack deed niks. Hij zat daar gewoon, en keek strak voor zich uit. Ian gooide zijn fiets op de stoep en sprong naast Jack in de auto. Hij stompte hem tegen zijn schouder. De man draaide zijn hoofd naar Ian. Het stoplicht sprong op groen. Het gaspedaal werd ingetrapt, en Ian begon weer te praten. ‘Jack! Ik heb een aanwijzing!’ De man naast Ian zuchtte. ‘Wat heb ik daaraan? Ik ben geen Inspecteur meer. Ik kan niks.’ Weer die blik. Die blik waar Ian niet tegen kon, omdat hij hem niet gewend was. En gewoon omdat het te pijnlijk was om te zien, en zeker bij Jack. ‘Maar ik heb gegevens van de moordenaar!’ zei Ian opgewonden. Heel even lichtten Jacks ogen op. ‘Goed. Laat maar zien. Maar ik kan je niet helpen, Ian.’ Ian grijnsde. ‘Daar zorg ik later nog wel voor.’

‘Hampshire… Luna Hampshire…’ mompelde Jack terwijl Ian de map met de bladzijde weer in zijn rugtas stopte. Jack begon nog iets harder te rijden. ‘We moeten toch maar even langs het begrafenisregister van het dorp, denk ik.’ Zei Jack. En hij draaide de auto in de richting van de kerk. Maar toen klonk er een knal. Jack vloekte en begon weer aan het stuur te draaien. Langs hen reed een zwarte Mercedes. En door het raam… werd er geschoten!

Ian duwde zijn pistool weer in Jacks hand. ‘Houd die nog maar ff.’ Zei hij. Jack knikte en Ian draaide het raam open. Toen drukte hij zich tegen de stoel en liet Jack erlangs. Jack deed één oog dicht en vuurde met twee handen. Hij richtte op de banden van de auto. Toen Jack zijn eerste kogel had afgevuurd, keek Ian hem een beetje beschuldigend aan. ‘Ik ben geen agent meer.’ Zei hij, als antwoord op Ians blik. Ian greep zijn pistool ook met twee handen vast. ‘Maar jij nog wel.’ Voegde Jack er nog snel aan toe. Ian liet zijn pistool met tegenzin weer los en bukte zich om het dashboardkastje open te wrikken. En hij had geen beter moment kunnen kiezen. Want het volgende moment boorde een kogel zich in de rugleuning van de stoel waar Ian zojuist nog tegenaan had gezeten. Ian kwam geschrokken overeind. De zwarte Mercedes reed nog steeds naast hen. ‘Vreemd…’ mompelde Jack terwijl hij nog een kogel afvuurde. ‘Wat?’ vroeg Ian verbaasd. ‘Ik zou toch zweren dat er net nog een persoon in die auto zat.’ Ian keek zijn leraar met grote ogen aan. ‘Waar is die nu dan?’ vroeg hij. Het antwoord kwam vanzelf.

Jack voelde het pistool tegen zijn hoofd pas toen hij remde. Hij draaide zijn hoofd zo ver als hij maar durfde. Hij keek recht in de ogen van de moordenares. ‘Jij.’ Zei Ian hatelijk. Ian maakte een geluidloze beweging met zijn mond en wees opgewonden op het meisje, achter haar rug om. Jack ontcijferde de beweging. Hij deed hem automatisch na. De mond van Ian vormde de woorden: ‘The Ravengirl.’ De schelle, hysterische stem van het meisje haalde hem uit zijn gepeins en bracht hem terug in de harde werkelijkheid. ‘Dus zo noemen jullie mij?’ vroeg het meisje verrast. Ze keek trots. ‘Door je valsheid.’ Zei Jack nog valser dan daarnet. ‘Oh, worden we gemeen.’ Zei het meisje met een gestoorde blik in haar ogen. Jack voelde de druk van het metalen voorwerp op zijn hoofd meer worden. Hij hield zijn adem in. ‘Ja, maar ik heb nog een andere naam voor je.’ Het meisje draaide zich betrapt om. Jack voelde het pistool los laten van zijn hoofd, en hij durfde weer te ademen. ‘Wat dan?’ vroeg de moordenares schichtig. ‘De naam die je nooit meer wilde horen.’ Zei Ian, spottend grijnzend. Jack keek zijn leerling bewonderend aan, maar tegelijkertijd vervloekte hij hem. ‘Luna Hampshire.’ Toen die woorden eruit waren, kreeg Jack maar één gedachte in zijn hoofd. Ian, waar ben je mee bezig?

A Raven Girl (Book 1)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu