Nadat ik ongeveer een half uur in het hokje heb gezeten wordt het gordijn voorzichtig op een kier geschoven. Ik zit op het krukje voor de spiegel, en ik kijk op. ‘Are you done? People are waiting,’ zegt de vrouw met een beleefde maar toch geïrriteerde toon. Ik knik, en ik pak mijn tas van mijn schoot. Terwijl ik mijn tas omzwaai loop ik de winkel uit. Ik ga gelijk de hoek om, en ik begin te rennen. Ik heb geen idee waar Niall kan zijn, en al snel ben ik verdwaald. Shit, waar ben ik? Ik kijk om me heen, maar de aanduidingen van straatnamen op de bordjes zeggen me niks. Ik draai om mijn as, en dan zie ik Eleanor lopen. ‘Eleanor!’ begin ik te gillen. Ik ren op haar af, en als ik bijna bij haar ben, zie ik dat het iemand anders is. De vrouw kijkt me vreemd aan. ‘I’m sorry, I thought you were someone else,’ zeg ik, en ik draai me weer om. Ik laat mijn hoofd zakken, en mijn armen hangen doelloos langs mijn lichaam. Ik ril, ook al is het nog niet zo koud buiten. Terwijl ik door de straten loop en mijn jasje rechttrek, bijt ik op een nagel. Hij scheurt in, en mijn vinger begint de bloeden. Als reflex stop ik mijn vinger in mijn mond, en begin erop te zuigen. De smaak van het ijzer in het bloed verspreidt zich in mijn mond, en ik kokhals. Okay, denk ik bij mezelf. Dit gaat zo niet langer, ik moet terug. Ik draai voor de zoveelste keer om me heen, en dan krijg ik een idee. Ik graaf in mijn tas, en pak mijn portemonnee. Ik gris mijn portemonnee uit mijn tas en ik loop naar het pinapparaat wat ik net zag. Haastig prop ik mijn pas in de gleuf, en pin ik wat geld. Ik loop naar de straat, en bij de eerste taxi die ik zie steek ik mijn hand uit. Terwijl ik mijn portemonnee in mijn hand houd, zuig ik nog steeds op mijn vinger. Ik haal mijn vinger even uit mijn mond om te kijken, maar het bloed gulst alweer over mijn vinger. De taxi stopt met piepende banden, en ik neem plaats achterin. Ik zeg het adres van het huis van de jongens met mijn vinger nog in mijn mond. De taxichauffeur lijkt me te verstaan, en begint met rijden. Ik kijk naar buiten, hoe de huizen langs me zoeven. Ik weet niet of de taxi de kortste weg neemt, maar als ik dit allemaal had gelopen zou ik echt gek zijn in mijn hoofd. Ik heb het helemaal niet gemerkt, ik liep en ik liep maar. Eenmaal aangekomen pak ik het net gepinde geld uit mijn portemonnee – het is honderd pond – en ik geef het aan de man. ‘Keep everything,’ zeg ik, en ik stap vluchtig uit. De man kijkt me ongelooflijk aan, en ik kijk nog even op het tellertje. Eigenlijk had ik maar dertig hoeven te geven. Ik schenk de man een neppe glimlach, en draai me om. Ik sta voor het pand, en ik bel aan. Nadat ik vijf keer heb aangebeld doet Zayn nijdig de deur open. ‘I’m sorry sweetie, I’m in trouble,’ zeg ik, en ik geef hem een kus. Zayn staat nog met de deur in zijn hand als ik langs hem de gang in ren. Ik gooi mijn tas neer, en ik loop naar de woonkamer. ‘No, Romy, wait!’ hoor ik Zayn achter me schreeuwen. Ik laat mijn jas op de grond vallen, en ik draai me om naar de grote, opengeslagen, glazen deuren. Daar zit hij, of eerder, hangt hij. Ik sla mijn handen voor mijn mond, en ik knipper een paar keer met mijn ogen. Ik zie hem ademen, dus hij leeft nog. Zijn lichaam zit vol met blauwe plekken, opzwellingen, verwondingen en half opgedroogde straaltjes bloed. Met stapjes zo klein als die van een muis loop ik naar Niall die op de bank ligt, knock out is geslagen door mijn eigen vader.